Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 517] XV * - ‘'k Zal met wellust u vertrappen, Huilend, kruipend bedelkind. Hunkrend in dit vluchtig weefsel Wilt ge mijn verleidster spelen? Spreek: Waartoe mij zo te volgen, Tot een poovre schim vernederd?’ - ‘Zeg mij, hoe gij zelf niet heenkwijnt In een woning vol ontzetting. Deze stilte is als een rouwfloers, Deze stemmen zijn als dolken. Aan te zeekre tekens weet ik Dat een andre vrouw hier neerzat. Waarom sluit ge ook zo behoedzaam En ongastvrij steeds uw kamers? Kwets of stoor ik met mijn liedren Uw herinring, of haar doodslaap? In de hof geen geurig kruid. Aan de barre kust geen meeuwen. Nergens wegen. Enkel geulen, Tegen rotsen steil vervagend Onder jagend wolkenstof. Hulploos tussen zoveel wezens Als dit huis bij nacht bevolken, Smeek ik: Laat mij niet alleen.’ Vorige Volgende