Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 508] XI * Achter onheilsklippen Leef ik bij de stormgod, Hij, wiens naakte dochters Dansen boven 't schuim. Koningskind geboren Werd ik zelf tot zeemaagd. Mijn wulps weerloos lichaam Kust het woedend water. Hunkrensmoede vissers Lok ik met mijn treurzang Naar versteende wolken Waar de branding weeklaagt; Lok ik naakt, als alle Dochters van de stormgod, Als de winterfeeën In de witte rouw van Smetteloze tuinen. Harde kransen sieren Mijn besneeuwde blankheid, En mijn haren krullen Opwaarts tot een broze Diadeem van ijzel. Vorige Volgende