Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 500] VII * - ‘Jager, die hier tussen muurstrakke steilten in ruisende kloven uw boog spant - Wie heeft gezien, wat gebeurt boven 't hoogland?’ - ‘'t Was de verrader, die niet het begaanbare pad langs de kust koos: - Ginds, na een haastige rustpoos, beklom hij de bergwand, Vond er geen stervling, zelfs nergens een dwergplant als plekkige haargroei - Sleepte zich voort, half bewustloos, waar 't zwerfzieke scherfzand in wervling tegaarwoei; Lag bij zijn ledige korven, en voelde zich duizelend stijgen, Voer naar de verste gesternten en trok door ongastvrije steden, Zag 't huis der doden, en hoort nu de liedren van 't zwijgen, Hoort nog de scheepsrompen breken uit krijgen van 't mistig verleden. Hier, aan de kust, waar de steegnauwe rotspoort het smeken van 't nooit moegegalmde geklots hoort, vindt hij rust noch vree meer, Zoekt waar de vuurster terneer stiet en Zalgim verwoest werd, Zoekt waar 't opstandige, zwevende zeeheir gebergten met schoeren toespert. [p. 501] Hoog in de steenwoestijn liet hij zijn ledige korven, Weet niet wat wonder hem toch heeft gered naar beneden, Doch dwars door noodweer, door bladergeritsel, door stuifsneeuw en menselijk spreken, Hoort hij nog massa's die lang zijn bezweken; Stemmen der heersers die lang zijn gestorven, Hoort hij uit slagen, sinds eeuwen volstreden.’ Vorige Volgende