Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 480] De blinden * Luid smekend, over 't onbewaakte geld gebogen, Met opgehouden hand en uitgezworen ogen In 't straatgewoel, een daad van mededogen Of boetedoening onverstaanbaar zegenend, Bedekt met bloesems, van kastanjes regenend, In 't helder voorjaarswonder onbewogen Hun taak gewijd: het altijd-eender wachten, Zien zij geen zon door duizend bladerbogen 't Veelkleurig schijnsel tegen 't vijvervlak verzachten; In smart en vreugde die zij nimmer delen Gaan langs hen heen op eigen wilde of kalme maten Wie geen van hen meer minnen kan of haten: De kindren, 's avonds kerend van hun spelen, Feestgangers, wandlend in de doodse straten, En werkers, die in 't vroege morgenuur Hun slapend vinden aan dezelfde muur. Vorige Volgende