Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 461] Tarantella's I * De muziek waar 't gesternte op zweeft Barst bij nacht in de stilte los; Uit een ruising die nauwelijks beeft Zwelt het aan tot gerol van een woeste karos Die afgrijzen en jammer veracht in zijn zege. Om zijn assen laait Moord en misdaad, bij vonken gezaaid Over 't grondeloos lege. Meegesleurd in de hunkring des godlijken manna's, Vol begeren tot eeuwig verzoenen, Daavren wijd overwinningsklaroenen, Schaterlachen, verwensingen, dronken hozanna's, Gesmoord in 't almachtig vernielen; En voortrazende rijen van eindloze lichten, Ontstoken aan één onuitbluslijke toorts, Die zich tot neevlige wielen verdichten, Toovren oazen door doodswoestenijen. In de spiegels der zielen zijn 't waangezichten Hunner hartstochtskoorts. [p. 462] II * Door de duisternis Jagen Tussen gefluister en gesis Hamerslagen. Met sluipende, zwevende sprongen Tot een duivelse dans gedwongen Door een lied, bij gongen gezongen, Sterker, Onuitbluslijker dan de vulkanen Zal ik breken Uit mijn kerker, Drinken aan alle beken, Rivieren, meren en oceanen. [p. 463] III * Vol gespartel van schaduwgedrangen, Door onduldbare zonnebrand, Stijgt, met galgenbundels behangen, In de steppen een gruwelplant; Overstemd van insektenzangen Kreunen offers, onkenbaar gevangen Onder 't schudden der bladerwand, Vastgesnoerd in doornige slangen Tussen takken, met raspen getand, Bloed afsproeiend naar gierig zand. Vorige Volgende