Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 405] Idool * Daar, waar geen profane blikken Ons bespieden, Zult gij over mij beschikken En gebieden; Uit een houtblok zal 'k u maken, Noem u Mana; Mijn geluk zal in u blaken: 't Woest Nirwana Dat als afschijn van vervlogen Hartstochtsjaren Mij door uw gesloten ogen Aan zal staren. Met mijn dorst zult gij u lessen: Levensdroppen Kleuren rood uw zwarte tressen Aan hun toppen; - Tot in u mijn innigst wezen Wordt herschapen, Tot uw heul mij zal genezen Zult gij slapen; Tot mijn balsems van genade uw Kleden vlekken Moet een schaduw met zijn wade uw Leden dekken. [p. 406] Voor mijn wellust uw bekoring, Gaaf gesneden; Voor mijn wanhoop uw verhoring Op mijn beden; Met mijn droeve liefdedromen, Traag mij dodend, Zal ik tot uw altaar komen, 't Haar u rodend: Rodend met zoetbittre stromen, Mij ontvloeiend, U met mijn verborgen dromen Innig boeiend. Thans reeds, uit mijn binnenst, stijgen Wierookgiften, Boven 't zinsbetoovrend zwijgen Van mijn driften; Hier zit ik, verdreven koning, Werk met wijding, Wens en eis tot mijn beloning Uw bevrijding, U door dauw van morgendromen Rijk besproeiend, Tot gij rijst, in pracht volkomen, 't Slijk ontbloeiend. [p. 407] Waardig wil ik u vereren, Daarom buig ik, vol begeren Uw beminde naam te leren; Zal de stilte-zelf bezweren Eindlijk naar een stem te zwemen - Zo zal ik uw naam vernemen. Vorige Volgende