Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd20. Letterkundige toestanden in Amsterdamaant.Intussen ontwikkelde Amsterdam zich tot een energieke havenstad van Europese betekenis, waarvan de bloei snel toenam na de val van Antwerpen [1585]. Tegen het einde van de zestiende eeuw waren de aanzienlijke Amsterdammers van intellect en smaak verenigd in de rederijkerskamer de Eglentier, met de zinspreuk ‘In Liefde Bloeyende’. De twee merkwaardigste leden waren hendrik laurenszoon spiegel [1549-1612] en zijn tijdgenoot roemer visscher [1547-1620]. Spiegel was als humanist een geestverwant van Coornhert, maar meer beschouwend denker dan strijdend propagandist. Afkerig van de kerkelijke strijd, bleef hij de katholieke kerk trouw. Toch heeft zijn hoofdwerk, de onvoltooide Hertspieghel, | |
[pagina 29]
| |
geschreven in de eenzaamheid van zijn buitenplaats Meerhuyzen aan de Amstel, nauwe verwantschap met Coornherts Wellevenskunste. Een heel ander type is de ‘ronde’ roemer visscher, een levenslustig en geestig Hollander, die van ruwe scherts hield. Zijn eigen letterkundige produkten, geheel in de volkstoon, schatte hij niet hoog. Ze werden onder de naam Brabbeling gedrukt. Een reeks korte proza-bijschriften bij zinnebeeldige plaatjes [emblemata] noemde hij Sinnepoppen. Door dergelijke volkskunst nam hij deel aan een Westeuropees mode-genre, dat een paar eeuwen succes had, en waar ook Hooft, Vondel, Cats en Luiken aan hebben meegedaan. In de Eglentier begint de renaissance nationale vormen aan te nemen, evenals zich in de bouwkunst een speciaal Nederlandse renaissance-stijl gaat ontwikkelen. Er is een duidelijk streven om de moedertaal te cultiveren en als draagster van beschaving en kunst tot de gelijke van het klassieke Latijn te verheffen. Dat is merkbaar in het proza van Coornhert, in de kunstige, gedrongen poëzie van Spiegel, en in hun streven naar zuiverheid van taal [purisme], als tegenstelling van de verfranste mode-taal in rederijkerskringen. In dezelfde lijn ligt de bouw van een renaissance-spraakkunst, naar Latijns model, de Twe-spraack van de Nederduytsche Letterkunst [1584], door de Eglentier uitgegeven, met een merkwaardige voorrede van Coornhert. De schrijver was waarschijnlijk Spiegel. Van buitengewoon belang voor onze beschaving, en dus ook voor de letterkunde, werd het feit dat, vooral na 1585, zoveel ontwikkelde Zuid-Nederlanders zich in de noordelijke steden kwamen vestigen. Dat gaf aan het literaire leven van het opstandige hervormde Holland een krachtige stoot, terwijl het onderdrukte katholieke zuiden ten achter raakte. Daar behield de letterkunde zeer lang sterk middeleeuwse karaktertrekken. |
|