Hekeldichten
(ca. 1920)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendMet de aantekeningen der ‘Amersfoortsche’ uitgave
[pagina 144]
| |
Ter begraefenisse van den Hooghgeleerden heer Peter Schryver aant..
Hoc
aant. virtutis opus.
Nu rust de blintgeleerde
aant. Schryver,
Wiens onuitbluschb're letteryver
Ons naliet maetloos schrift, en dicht,
Daer 's mans vernuft en geest uit licht.
5[regelnummer]
Nu rust de vader, die de Muizen,
De Zanggodinnen, aen 't verhuizen
Uit Grieken
aant., in verlaten schijn,
Ontfing te Leiden aen den Rijn,
En welkomde
aant. op zijne eige kosten.
10[regelnummer]
Dat schrijf met gout vry op de posten
Van zijne poorte. Wat noch meer?
Nu rust de ronde oprechte heer,
Die Hoogerbeetsen, Barnevelden,
En Grooten, Hollants grootste helden,
15[regelnummer]
Toen al de weerelt hen verliet,
Vervloekte en met de voeten stiet
aant.,
In hunnen kerker dorst bezoeken,
En spreeken, onder schijn van boeken,
Waerin zy lazen, versch gedrukt,
20[regelnummer]
Wat valsche rechters, helsch verrukt
aant.
Van gout- en staetzucht
aant., daeglijkx brouden,
Om 't leeushof
aant. by den toom te
houden,
In een ondraeghb're slaverny.
Wat postschrift
aant. past hier nu noch by?
25[regelnummer]
Hier leefde, die, in scherpe tijden,
Helt
Hoogerbeets in plaet durf
aant. snijden,
En kraeien op zijn boet
aant. en ban:
Waer blijft de kroon van zulk een' man?
Dat klonk by heeren en gezanten.
| |
[pagina 145]
| |
30[regelnummer]
Nu sny 's helts lof met diamanten
Op kristalijn, waeruit elk frisch
Het hart, tot zijn gedachtenis,
Noch rustigh
aant., hem ten prijs, magh
laven,
Die 's Gravenhaege met zijn Graven
35[regelnummer]
Vereerde, en toonde, wie zoo vroegh
Den nacht des Heidendoms verjoegh.
De zerk magh met dit wapen pronken.
Overleden 1660, den 30 van Grasmaent.
|