Hekeldichten
(ca. 1920)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendMet de aantekeningen der ‘Amersfoortsche’ uitgave
[pagina 121]
| |
Raetsel aant..Een Schaep
Ga naar voetnoota
in 't Schapelandt
Ga naar voetnootb gezonden door de
golven,
Herschiep het Leeuwenest
Ga naar voetnootc, en broedde al 't landt vol
wolven,
Die beeten 's middernachts den Koestal
Ga naar voetnootd na de strot:
En sleepten bij de keel de wachters
Ga naar voetnoote in hun kot
Ga naar voetnootf,
5[regelnummer]
De waterhonden los geborsten van hun keten
Ga naar voetnootg
Besprongen 't wreed gebroedt, en schuimden als bezeten.
Toen droop de wollefskudde
Ga naar voetnooth, in 't velt rondom
vergaêrt,
Met hangende ooren af, en ingetrokken staert.
Zij dreigden echter noch den Koestal met hun wrokken:
10[regelnummer]
Maar Izegrim ging t'huis, gezuivert door de pokken
Ga naar voetnooti.
De herders togen uit, en stelden beter wacht
Ga naar voetnootj.
Zoo wert al 't Landt geveeght met eene wolvejacht.
|
|