De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 795]
| |
[Gedichten]Ter bruilofte van den E. Heere Bartholomeus Kromhout,
| |
[pagina 796]
| |
Quinkeleerende, adem haelen,
En met dezen galm en trant
Hen uit geurige prieelenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Poogen zacht in slaep te speelen:
O gelukkige gepaerde,
Mogt het gaen naer onzen lust,
Gy zoudt, eer uw trou verjaerde,Ga naar voetnoot33
Dan gekust, dan weêr gekust,
35[regelnummer]
Zien uwe afkomst u gelijken,Ga naar voetnoot35
Recht als ofze waer gesneên
Uit uw aenschijn, en de blijkenGa naar voetnoot37
En het edel kroost in eenGa naar voetnoot38
Mengen, met zoo schoone kleuren,
40[regelnummer]
Dat de Maybloem zich most steuren.Ga naar voetnoot40
Grootvaêrs stam, belust op telgen,Ga naar voetnoot41
Zou dan leven in een' zoon,
En de grootmoêr zich niet belgen,Ga naar voetnoot43
Zooze bly de zuikre koonGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Van een dochter quaem te kussen.
Wat de hemel schenkt is waert.Ga naar voetnoot46
Spaert geen kussen noch herkussen
Op uw zoete bruiloftsvaert,
Om een bloem en vrucht te pluiken.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Leert den tijt met lust gebruiken.
Zoektge een voorbeelt: hoort de dieren
Bruiloft houden in de wey,
En gulhartigh tierelieren,Ga naar voetnoot53
Daer de harders hun schalmeyGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Riet en fluiten aen ontsteeken,Ga naar voetnoot55
In het juichend lantgewest,
Vol van weelde en minnestreeken.
Ieder vogel bout zijn nest,
En de duiven trekkebekken,
60[regelnummer]
Om uw harten op te wekken.
Komt de bruit een kus te weigeren,
Dat 's de minnevlammen voên.
| |
[pagina 797]
| |
Dan begint het vier te steigeren;
Maer die strijt wort met een' zoen
65[regelnummer]
Neergeleit: want geestigh veinzenGa naar voetnoot65
Voegt een joffer allermeest,
Om met gloeiender gepeinzen
't Hart des minnaers op het feest
Aen te prikkelen tot vryen.
70[regelnummer]
Zoo volght vrede na het stryen
Op dien zang, een heusch vermaenen,Ga naar voetnoot71
Schreide in 't endt de bloode bruit
Eenen douw van maegdetraenen,
Eerze quam tot een besluit.
75[regelnummer]
Bartholmeus, vol verlangen
Naer 't genot van trouwe min,
Wischt de traenen van haer wangen,
En vertroost zijn bedtvriendin:
Laet u 's hemels wil behaegen.
80[regelnummer]
Morgen zultge u niet beklaegen.
MDCLXIII. |
|