De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 794]
| |
Aen den lezer.1 Hoewel het den beminner der dichtkunste genoegh bekent is, op wat 2 wijze de dichters van outs gewoon zijn hunne geschiedenissen te ver- 3 breeden, en uit te beelden: nochtans dewijl veelen, alleen in onze moe- 4 ders taele geoefent, zich min op de verwen der welspreeckenheit ver-Ga naar voetnoot4 5 staende, lichtelijck verwondert moghten staen, wanneerze hooren en 6 zien, dat men eene heilige geschiedenis wijtluchtiger voorstelt danzeGa naar voetnoot6 7 door de gewijde pen der Euangelisten beschreven wort; zoo docht my 8 niet ongeraeden hun te gemoet te voeren, hoe het den dichter, gelijckGa naar voetnoot8 9 den schilder, vry staet zijn werck naer den eisch en voeghlijckheit op teGa naar voetnoot9 10 zetten, en rijckelijck te bekleeden: want om eene geschiedenis t'ontvou- 11 wen, behoeftmen niet alleen te verzieren gesteltenissen en gedaentenGa naar voetnoot11 12 van plaetsen en persoonen, maer oock andere omstandigheden, die daer 13 best op passen. Men moet daarom niet dencken dat de schilder den aen- 14 schouwer wil vroet maecken, als of zijne tekeninge en penseel het leven 15 van oude geschiedenissen zoodaenigh volghden, dat alle zijne vonden 16 en toestel van de zaecke zelve niet verschilden. Wie deze vrijheit derGa naar voetnoot16 17 kunste op reden gegront acht, zalze oock rustigh inwilligen den dichter, 18 die met recht zoo veel ruimer weiden magh, als de gedachten hooger 19 en dieper dan d'oogen reicken konnen; voorbehouden dat hy in bybel- 20 stoffe zich doorgaens houde binnen de paelen van eene eerbiedige godt-Ga naar voetnoot20 21 vruchtigheit en zedigheit.Ga naar voetnoot21 |
|