De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendTer blyde maeltyt Voor den doorluchtighsten Vorst en Heere Maximiliaen Henrik, Keurvorst te Kolen, Hertogh in Baiere, Prince te Luyk, &c.aant.Ga naar voetnoot*DEUS NOBIS HAEC OTIA FECIT. Nu de pais door Christenlant draeft,
En alle ongelijk beslecht,Ga naar voetnoot2
Komt de Vorst, die Cezar hanthaeft
By het out en wettigh recht,Ga naar voetnoot3-4
5[regelnummer]
't Vrye Nederlant bestraelen
Met zijn gunstigh aengezicht.Ga naar voetnoot6
Zulk een eer beschijnt ons paelen,Ga naar voetnoot7
En vereischt zoo trots een dicht
Als oit Flaccus kon bereiken,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Op Augustus blijden dagh;
Tot een dankbaer offerteiken,
Toegewijt aen 't wijs gezagh
Van den Keurvorst, rijk van zegen,
Die, uit zijnen hoogen troon,
15[regelnummer]
Zeewaert aen komt neêrgestegen,
| |
[pagina 667]
| |
En met Keur- en myterkroon
d'Oude schiltkroon ons geschonkenGa naar voetnoot17
Van den Keizer zijn' genan,Ga naar voetnoot18
Overstraelen en ontvonken,
20[regelnummer]
Schooner dan men wenschen kan.
Op 't verzaemen van twee buuren,
Aemstelstadt en Agrippijn,Ga naar voetnoot22
Rijst de nieuwe bou der muuren,Ga naar voetnoot23
En die halve maeneschijnGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Komt in 't Y, dat zeilrijk water,
Zich te spieglen met meer glans,
En men hoort een bly geschater,
Over torenspits en trans,
Zich verheffen, nu de Heeren,
30[regelnummer]
Op het Hollantsch Kapitool,Ga naar voetnoot30
Met een Keurhooft triomfeeren,
Op schalmey, en feestviool,
En muzijkspel van musketten
Der verheughde burgery.
35[regelnummer]
Zulk een blyschap kent geen wetten.
Laet den berkemeier vryGa naar voetnoot36
Ommegaen: de Rijnsche vaten
Rollen Kolen recht voorby
Naer de staetstar van de Staeten,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
In den kelder van het Y.
Wenscht vry, en de hemel geve
Dat nu MAXIMILIAEN
Langer dan zijn voorzaet leve,Ga naar voetnoot43
En de vrientschap vol magh staen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die zoo langh, voor zestien eeuwen,
Van Vespasianus tijt,
Met de Bataviersche leeuwen
Aenving, in den burgerstrijt,
Tusschen Burgerhart ontsteeken,
50[regelnummer]
En 't Romainsche krijghsgewelt;Ga naar voetnoot45-50
Eer de tweedraght vergeleken,Ga naar voetnoot51
| |
[pagina 668]
| |
Rome Batoos erven telt
Onder 's Tybers bontgenooten,
En gebroeders, trou van aert,
55[regelnummer]
Daer de bontkroon wert gesloten
Onder standert schilt en zwaert.
Kranst kristal met groene kranssen:
Vlecht uw haer met wijngertloof:
Leopoldus temt Byzanssen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Noit verzaet van bloet en roof,
En de kruisbanier te tergen.
Vrede bloeit van kust tot kust,
En luikt op uit Zevenbergen.
Tityrus bedankt August,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
In de schaduw van zijn beuken,
En het voorhooft, lang verneêrt,
Weet van rimpelen noch kreuken,
Nu het vee de klaver scheert;
Nu de melkbron in de weide
70[regelnummer]
Uit de koienader springt,
Daer hy, onder Godts geleide,
Van zijn Amaryllis zingt,
En van verr' de witte doekenGa naar voetnoot73
Uit ziet spannen op de reê,
75[regelnummer]
Om meer weerelden te zoeken
Door de rijke en ope zee,
Met de vrachten en de pakken,
Die om laegh van Rijn en Maes,
's Bisschops stroomen, nederzakken
80[regelnummer]
Naer 't gewest vol room en kaes.
Drinkt op 't rijzen van ons veste.Ga naar voetnoot81
Geeft uw hart den Vorst ten beste.Ga naar voetnoot82
MDCLXII.
|
|