De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendKersliedt.aant.Ga naar voetnoot*O wat zon is komen dalen
In den Maeghdelijcken schoot!
Ziet hoe schijntze met heur stralen
Alle glanssen doof en doot.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ay hoe schijnt dit hemelsch kint,
Aller zielen licht en hoeder,
Zon en maen en starren blint,
Uit den schoot der zuivre moeder!Ga naar voetnoot8
Englen, daelt van 't Paradijs:
10[regelnummer]
Zingt den hemel eer en prijs,
En met vre de harten kroont,
Daer een goede wil in woont.
Ziet hoe starooght daer een Oude,Ga naar voetnoot13
Achter deze maeght, op 't pant,
15[regelnummer]
Dat de hemel hem betroude;Ga naar voetnoot15
Dat de kroon van ootmoedt spant.Ga naar voetnoot16
Salomon, vol majesteit,
Rijck van diamante straelen,
Magh het in zijn heerlijckheitGa naar voetnoot19
| |
[pagina 277]
| |
20[regelnummer]
By Godts nedrigheit niet haelen
Englen, daelt van 't Paradijs:
Zingt den hemel eer en prijs,
En met vre de harten kroont,
Daer een goede wil in woont.
25[regelnummer]
Komt, ghy koningen en heeren,
U hier spieglen in dit licht:Ga naar voetnoot26
IESUS zal u ootmoedt leeren,
Die zijn hof in stallen sticht.Ga naar voetnoot28
Ziet de Moeder: ziet den Zoon.
30[regelnummer]
Kust de windels: kust de doecken.
Buight uw hoofden: buight uw kroon.
Zwijght, vernuftigen, en kloecken.Ga naar voetnoot32
Englen, daelt van 't Paradijs:
Zingt den hemel eer en prijs,
35[regelnummer]
En met vre de harten kroont,
Daer een goede wil in woont.
|
|