De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 254]
| |
De bruiloft Van Den Teems en Aemstel t'Amsterdam.
| |
[pagina 255]
| |
20[regelnummer]
Met al 's aerdtrijx oogst gelaên,
d'Onderzaten milt verrijcken.
Teemsstadt, 's konings ouden troon,
Aemstelsstadt, de wijck der wijcken,Ga naar voetnoot23
Houden eenen trant en toon,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Zingen hant aen hant te gader
Hoe de zeevaert bloeit en wast.
Noit heeft bontgenootschap nader
Twee op eene leest gepast.Ga naar voetnoot27-28
Alle stroomgoôn en godinnen
30[regelnummer]
Groeten hen op 't vrolijck feest,
Offren, om hun hart te winnen,
Al het edelst dat elck leest:Ga naar voetnoot32
Arnus, Betis, Taegh, en Seine,Ga naar voetnoot33
Belt, en Wyssel, Elve, en Rijn,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Meer en minder, groot en kleine,
Niemant wil de leste zijn.
By 't geluck wort gunst gewonnen.Ga naar voetnoot37
Wat de joffers in den vlietGa naar voetnoot38
Oit borduurden, vlochten, sponnen
40[regelnummer]
Wyden zy aen 't zeegebietGa naar voetnoot40
Der getrouden tot een gifte,
Root korael, en halskarkant,Ga naar voetnoot42
Gout en zilver: wat elck zifte,Ga naar voetnoot43
Parlemoerschulp onder 't zant,
45[regelnummer]
Parlen in het wier gevonden,
Moschtapijten, onder 't schuim
Schoon gebloemt op watergronden,
Beeldewerck van vogelpluimGa naar voetnoot48
Geschakeert, en waterverven,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Onbeschroomt voor zon en lucht,Ga naar voetnoot50
Vischbeenkokers, menighwervenGa naar voetnoot51
Omgekrult, met loof en vruchtGa naar voetnoot52
Overkleet, noch twee scheepskroonen,
Aen den Aemstelstroom, en Teems
55[regelnummer]
Toegewijt, en voor hun troonen
| |
[pagina 256]
| |
Schoon gevlochten en uitheemsch:
Noch twee scepters, en juweelen.
Tweedraght ziet dit aen met smert,
Nu zy d'eendraght niet kan deelen.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Dat 's een dootsteeck in haer hart.
Konze nu het twistzaet zaeien,
Eenen appel, root van gout,Ga naar voetnoot62
Om den wapenoogst te maeien,Ga naar voetnoot63
Daer Homeer zijn' zang op bouwt;
65[regelnummer]
Konze Europe en AsiaenenGa naar voetnoot65
Weder schenden tegens een;Ga naar voetnoot66
Zy ontzaegh noch bloet noch traenen,Ga naar voetnoot67
Achte kermen, noch gebeên,
Die, met 's afgronts geest bezeten,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Zwanger van veel ongevals,Ga naar voetnoot70
Gansch Europe een staele keten
Docht te slingren om den hals:
Maer dit roken d'Engelanders,
En de Bataviers, die trou
75[regelnummer]
Nu met onderlinge standersGa naar voetnoot75
Gaen gepaert, als man en vrou,Ga naar voetnoot76
Om de waterstraet te vaegenGa naar voetnoot77
Van het ongebonden schuim,Ga naar voetnoot78
Dat ter helle uit elck quam plaegen.
80[regelnummer]
Tijt is 't dat de zeeplaegh ruim',Ga naar voetnoot80
En zich weder ga versteecken
In het onverlichte hol,Ga naar voetnoot82
Met haer grijns en valsche streecken.Ga naar voetnoot83
Hier staen liefde en eendraght vol.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Amsterdam omhelst nu Londen,
Beide aen een door trou verbonden.
J. V. Vondel.
t'Amsterdam, voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam. 1660. |
|