De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 102]
| |
Koning David HersteltVAN 1660. AFGEDRUKT NAAR DE TEKST VAN DE eerste uitgave (t'Amsterdam, Voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, M.DC.LX). Het titelblad is op de volgende bladzij typografisch nagevolgd. Unger Bibliographie, nr. 620. | |
[pagina 103]
| |
J. V. Vondels
| |
[pagina 104]
| |
Den weledelen en gestrengen Heere Cornelis van Vlooswyck,
| |
[pagina 105]
| |
26 d'offerpriesters het zwaert, waer mede Ifigenie zal geoffert worden, 27 voor Agamemnons oogen verbergen. De schouburgen vloeien van 28 traenen, daer Ulysses koninginne Hekuba Polyxena, en AndromacheGa naar voetnoot28 29 Astyanax ontweldight, om hun onnozel bloet te storten. Het wortGa naar voetnoot29 30 Junius Brutus tot eene doorluchtige heldendaet toegeschreven,Ga naar voetnoot30 31 dat hy beide zijne zoonen, aen verraet schuldigh, ter straffe vordert,Ga naar voetnoot31 32 om het recht en den staet van Rome gestreng te hanthaven. In de 33 heilige bladen ontbreecken ons geene voorbeelden, die dit stercken.Ga naar voetnoot33 34 Men hoort 'er Jakobs hartewee om Josef, die, zoo de broeders glim-Ga naar voetnoot34-35 35 pelijck uitstroien, van een wilt gedierte verscheurt is. JochebedGa naar voetnoot35 36 zoeckt uit noot Moses in een riete kist op het water te bergen.Ga naar voetnoot36 37 Men ziet Respe, Sauls bedruckte weduwe, onder het gerecht, deGa naar voetnoot37 38 lijcken van haere zoonen nacht en dagh bewaecken, om roofvogels 39 en hongerige ondieren van de lichaemen af te keeren. In SalomonsGa naar voetnoot39 40 oordeel wil de rechte de valsche moeder liever haere vrucht ten 41 eigendomme toestaen, dan die met den zwaerde laeten deelen.Ga naar voetnoot41 42 Maer de liefde van den aertsvader Abraham, dus lang overgeslagen,Ga naar voetnoot42 43 wort hier door betuight, dat hy, in het opofferen van zijnen eenigenGa naar voetnoot43 44 en ter doot gehoorzaemen zoone, zich zelven en natuur, uit liefdeGa naar voetnoot44 45 tot Godt, overwon, waerom 's helts geloof en stantvastigheit met 46 zulck eene heerelijcke belofte gekroont wert, en hy Godt den vaderGa naar voetnoot46 47 afbeelde, van wien Godt de zoon zelf uitroept: Zo lief had GodtGa naar voetnoot47 48 de weerelt, dat hy zijnen eenigen geboren zoon gaf. In dezen tooneel-Ga naar voetnoot48 49 handel draeft de onuitbluschbaere liefde van koning David totGa naar voetnoot49-51 50 Absolon, onder zoo veele en verscheide hartstoghten van d'andere 51 personaedjen, doorgaens vooruit, onaengezien hy den vader naer 52 de kroon en het hart stack, en zijnen opluickenden Salomon,Ga naar voetnoot52 53 namaels 's vaders grooten nazaet, niet dan onheil van dien ver- 54 waten broeder te verwachten stont. Koning Davids weeklaghte 55 en lijckgeschrey om Absolons rampzalige doot, aldus in de heilige 56 bladen uitgedruckt: och, mijn zoon Absolon, och Absolon, mijn zoon,Ga naar voetnoot56 57 moght ick voor u sterven! och Absolon, mijn zoon, och mijn zoon | |
[pagina 106]
| |
58 Absolon! schijnt bykans zijne triomfbazuin te verdoven: en deGa naar voetnoot58 59 zon der koningklijke herstellinge komt ten lange leste uit dezen 60 duisteren nacht en nevel van den vaderlijcken rouwe met schooner 61 straelen te voorschijn: doch de reden ontschuldight den afgewor-Ga naar voetnoot61 62 stelden en neêrgeslagen vader, aengezien hy al te gevoelijck, oockGa naar voetnoot62 63 met gevaer van zijne kroone, beseft den verdoemden staet, waerin 64 de zoon, die hem zoo na aen het hart lagh, eeuwigh van Godt ver-Ga naar voetnoot64 65 stooten blijft; hoewel de bedroefde man, door Joabs raet, en uit hoog- 66 dringenden noot, zijnen onverzetbaeren rou met maght intoomt.Ga naar voetnoot66 67 Hier valt in zijnen uitgang het treurspel op het allerkrachtighste,Ga naar voetnoot67 68 en gaet alle treurspelen in droefheit te boven. Ick wert ontsteeckenGa naar voetnoot68 69 dese treurstof, uit haeren aert zoo hartroerende en leerzaem t'ont- 70 vouwen, en noch te vieriger, aengezien koning Davids herstellinge, 71 als het anderde deel, vast is aen zijne ballingschap, onlangs gespeelt,Ga naar voetnoot71 72 op datze tegens elckandere te klaerder afsteecken, en d'onbestan-Ga naar voetnoot72Ga naar voetnoot72-73 73 digheit van het beloop der weerelt voor der aenschouweren oogen 74 stellende, hun levendigh inboezemen dat er heden niets zoo vreemtGa naar voetnoot74 75 voorvalt, of het is al van outs gebeurt: want onder het omwentelen 76 van het radt van avontuure komen de zelve zaecken, in andereGa naar voetnoot76 77 tijden, plaetsen, en personaedjen, t'elckenmaele weder boven. 78 Ick hoope de weledele heer Vlooswijck, die, als een burgervader, 79 over de burgerye, den staet en de stadt ten beste waeckt, zal myGa naar voetnoot79 80 toelaeten dit treurspel in het licht te brengen, onder de schaduweGa naar voetnoot80 81 van zijnen naeme, en heerlijck wapen, dat, in alle deelen voltroc-Ga naar voetnoot81 82 ken, dit werck eenen luister byzet; terwijl ick wensche altijt te blij- 83 ven,
Weledele en gestrenge heer
Uwe weledele gestrenge dienstwillige
J.v. Vondel. | |
[pagina 107]
| |
Inhoudt.1 Toen koning David buiten Jerusalem, voor zijnen weêrspan- 2 nigen zoone Absolon, in ballingschap vlugte, wert hy op wegh 3 door Jonathan en Achimaäs, der Aertspriesteren zoonen, gewaer- 4 schuwt van Achitofels raetslagh, om hem terstont te volgen, enGa naar voetnoot4 5 overrompelen, dat door Chusaï, Davids ouden hofraet en begun-Ga naar voetnoot5-6 6 steling, omgestooten was. Hy ruckte, op deze waerschuwinge, alGa naar voetnoot6-7 7 den nacht voort, trock 's morgens over de Jordaen, en geraeckte 8 endelijck veiligh te Manaïm, eene stadt in Galaäd, aen den vliet 9 Jakob, daer Isbozeth, Sauls zoon, eertijds zeven jaeren over JudaGa naar voetnoot9 10 en Efraim regeerde. Hier wert hy met voorraet en allerhande noot-Ga naar voetnoot10-11 11 druft voorzien van zijne begunstelingen, Machir en Barsillaï, enGa naar voetnoot11 12 in het byzonder van Sobi, prince der Ammoniten. Ten leste quam 13 Absolon met eene groote macht over het water rucken, en den 14 vader op den bodem van Galaäd ten veltslagh uitdagen. David 15 stelde kornels en hopmans over zijn leger, onder Joab, den velt-Ga naar voetnoot15 16 heer. De koning, gereet met hun op te trecken, wert van hun en 17 het volck tegengehouden. Hy geboodt Joab en alle overste Absolon 18 te verschoonen, en genadigh te handelen. De veltslagh ging aenGa naar voetnoot18 19 omtrent het bosch van Efraïm, daer Joab d'overhant behielt,Ga naar voetnoot19 20 en zijn vyant twintigh duizent mannen verloor. Absolon vlughte 21 op zijn muilpaert boschwaert in, en de haerlocken slingerden om 22 eenen eick, daer de muil onder hem doorging, hy levendigh hangenGa naar voetnoot22 23 bleef. Joab, hier van verkuntschapt, wenschte dat de bode hemGa naar voetnoot23 24 doorstooten hadde, die het uit ontzagh voor den koning weigerde, 25 dies reedt de veltheer zelf derwaert, en stiet den hangenden drieGa naar voetnoot25 26 schichten in het harte, en Joabs schiltknaepen sloegen hem voortGa naar voetnoot26 27 doot. Toen liet de veltheer den aftoght blazen, Absolon in eenen 28 grooten kuil begraven, en met eenen hoop steenen overstulpen.Ga naar voetnoot28 29 De vader, van des zoons nederlage verwittight, borst uit in onma-Ga naar voetnoot29 30 tigen rouwe, maer wert verzet door Joab, die hem riedt ergernisGa naar voetnoot30 31 en gevaer te schuwen, zich vrolijck voor zijn volck te toonen, en 32 trooste den bedroefde met zijne zeeghaftige herstellinge in Jerusa-Ga naar voetnoot32 | |
[pagina 108]
| |
33 lem, by het overschot van Absolons leger alree belooft, en door hetGa naar voetnoot33 34 wijs beleit der aertspriesteren by alle stammen te bekrachtigen. 35 Het spel begint voor den dageraet, en endight in den avont.Ga naar voetnoot35 36 Het tooneel is te Manaïm voor de poorte, in het leger. De hove- 37 lingen bekleeden den rey.Ga naar voetnoot37 | |
[pagina 109]
| |
Treurspeelders.JOAB. Koning Davids veltheer. SOBI. De prins der Ammoniten. REY van hovelingen. DE VEERWACHT aen de Jordaen. DAVID. De koning van Israël. ABISAÏ. Joabs broeder. AMASA. Absolons veltoverste. BERSEBA. De koningin. JONATHAN. Abjathars zoon. ACHIMAÄS. Sadox zoon. CHUSI. De leste bode. |
|