De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 832]
| |
Het vierde bedryf.
IFIS. HOFPRIESTER. JEPTHA. HOFMEESTER.
Ifis:
Geen hygend hart, vervolght, en afgeronnen,
Verlangde oit meer naer koele waterbronnen,
1425[regelnummer]
Als mijne ziel, na zoo veel strijts, verlangt
En hijght naer Godt, waer aen mijn leven hangt,Ga naar voetnoot1423-26Ga naar voetnoot1426
Der zielen troost in 't eeuwigh licht t'aenschouwen,Ga naar voetnoot1427
Daer engelen om strijt zijn' lof ontvouwen.Ga naar voetnoot1428
Hoe lust het my in Godts onsterflijckheit
1430[regelnummer]
Te deelen, daer men nimmer zucht noch schreit,Ga naar voetnoot1430
Maer eeuwigh rust, bevrijt van zorgh en kommer,
In vrede, en stilte, in liefelijcke lommer!
Hofpriester, gy gewijde zegenaer,
En godtstolck, die u draeght als middelaer,Ga naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
Om, tusschen Godt en menschen, Godt te paeien,Ga naar voetnoot1435
Het wierroockvat den hooghsten toe te zwaeien;
Geleime, op dat, zoo hoogh uit onzen dagh,Ga naar voetnoot1437
Mijn offer Gode alleen behaegen magh.
Hofpriester:
O schoone ziel, hoe deeltge in 's hemels schatten
1440[regelnummer]
Alree zoo diep, die door 't geloof kunt vatten,Ga naar voetnoot1440
Dat weinigen begrijpen, hier beneên!Ga naar voetnoot1441
Gy zijt alree met Godt den schepper een,
Een hart, een ziel; en uwe ziel, ontslagenGa naar voetnoot1443
Van 't sterflijck pack, is boven alle vlaegenGa naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Van weereltsheit, en jammer, vry van smet,Ga naar voetnoot1445
In staet van rust en zekerheit gezet.Ga naar voetnoot1446
Het alziende oogh ziet neêr door alle starren,
En nevels, hoe wy hier beneden warren
In schaduwen, verbystert, en verblintGa naar voetnoot1448-49
1450[regelnummer]
Van aerdtscheit, daer men troost noch heil by vint.Ga naar voetnoot1450
Geene aerdtscheit kan den rijcksten mensch meer gevenGa naar voetnoot1451
| |
[pagina 833]
| |
Dan aerdtsch genot, een kort onzeker leven,
Vol zwaerigheên. men pluckt geen roos, of voelt
Den doren, die de hant quetst. hoe men woelt
1455[regelnummer]
Om rijckdom; hoe men zweet om eer en staeten;Ga naar voetnoot1455
't Genoegen vlught. al laegen al de straeten
Met kroonegout en scepteren bezaeit,
En diamant, en perlen: schijngoet paeitGa naar voetnoot1458
Geen' gierigaert; geen wellust wulpsche zinnen.Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
In Gode is 't al, daer buiten niets te winnen.Ga naar voetnoot1460
Jeptha:
Gy gaet dan heen naer vader Abraham,
En Josef, en Manasse, vaders stam.
De weerelt zijt gy moedigh doorgestreden:
Uw vader blijft in traenen hier beneden,
1465[regelnummer]
Dus kinderloos, en zonder erfgenaem.Ga naar voetnoot1465
Nu kan noch staet, zeeghaftigheit, noch faem,Ga naar voetnoot1466
Noch heerschappy hem troosten, en genoegen.Ga naar voetnoot1467
De lantman hoopt, na zweet, en lastigh ploegen,Ga naar voetnoot1468
En zaeien, op den zegenrijcken oogst,
1470[regelnummer]
Die hem in 't endt met aeren kroont, en troost;
En ick, helaes, zie hier, na d'oorloghsvlaegen,Ga naar voetnoot1471
Mijn korenbloem gezengt, en neêrgeslaegen,Ga naar voetnoot1472
Mijn huwlijckshoop en vreught te leur gestelt.
Ifis:
Ter weerelt is'er niets dat Ifis quelt
1475[regelnummer]
Dan vaders smert; dies wenscht zy alle rampen
Van vader noch op haere doot te klampen,Ga naar voetnoot1476
Zoo 't mooghlijck waer. zy wenscht oock na haer doot
Te deelen in der oudren druck en noot.Ga naar voetnoot1477-78
Wat kanze meer?
Jeptha:
Geslage bloem, en lover,
1480[regelnummer]
Och dochter, hebt gy noch voor vader over,Ga naar voetnoot1480
En lijdt gy niet genoegh by vaders schult?Ga naar voetnoot1481
Ifis:
Ick bidde Godt dat hy u met gedultGa naar voetnoot1482
| |
[pagina 834]
| |
Begiftige, om dit rustigh uit te harden.Ga naar voetnoot1483
Ay vader, scheur uw kleeders niet aen flarden.
1485[regelnummer]
Keer 't aenzicht niet weemoedigh van my af.Ga naar voetnoot1485
Mijn sterven is een zegen, geene straf.
Gehoorzaemheit, vrywilligh voorbereidenGa naar voetnoot1487
Zijn speelnoots, die my naer dees staetsi leiden.Ga naar voetnoot1488
Ick reken 't my ter eere toe naest Godt,Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Uitdeeler van een ieders staet, en lot.Ga naar voetnoot1490
Ick durf de doot nu onder d'oogen tergen.Ga naar voetnoot1491
Zoo 't anders lagh: men had my op de bergenGa naar voetnoot1492
Geborgen, of by tijts een wisse wijckGa naar voetnoot1493
En vryburgh opgespoort, in 't heidensch rijck.Ga naar voetnoot1494
Jeptha:
1495[regelnummer]
Hoe kan dees hant dien blancken hals doorhouwen,
Dat zuiver sneeuw?
Ifis:
Volgh Abram, dien getrouwenGa naar voetnoot1496
Aertsvader, vorst en spiegel van 't geloof,Ga naar voetnoot1497
Dat Godt behaeght.
Jeptha:
Waer Jeptha blint, en doof,
Hy zaegh u niet, noch zou dit woort niet hooren.Ga naar voetnoot1498-99
1500[regelnummer]
Godt geve dat, uit 's hemels negen kooren,Ga naar voetnoot1500
Een engel daele, eer Jeptha, dootsch en bleeckGa naar voetnoot1501
Van schrick, u treffe; op dat hy 't slaghzwaert steeck'
Onbloedigh in zijn scheede. ô overwreede,
Kunt gy dit zwaert wel rucken uit de scheede,Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
En houwen op dit schoone lichaem toe?
Waer ben ick? och, wat wordme bang te moe!
Hofpriester, och, vergeef het my: aen 't bidden:
Och bidt. Godt sterck' mijn kloppend hart, in 'tmidden
Der gruwelen, en naere afgrijslijckheên.
1510[regelnummer]
Wat rust is hier voor my geschapen? neen,Ga naar voetnoot1510
Hier is geen rust, geen vreught voor my geschapen.
Dit is de helt, die onlangs, braef te wapen,Ga naar voetnoot1512
| |
[pagina 835]
| |
Twee slagen sloegh, zoo stout, en onvermoeit;
Daer zoo veel lants, van stroomen bloets bevloeit,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Verdroncken leght, en wit bezaeit met schenckel,
En beckeneel; daer 't krijghsvolck over d'enckelGa naar voetnoot1515-16
Door plassen bloets moet waeden. dit's de helt,
Die met een' slagh dry reuzen teffens velt.Ga naar voetnoot1518
Alle oorloghseer loopt in een' slagh verloren.Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Daer bloostze, die monarchen zou bekooren,Ga naar voetnoot1520
Assyrien, den Persiaen, en Parth.
O boezem, steeckt een tiger in dit hart,
Geen vaders hart. verschijn uit alle hoecken:
Verschijn, en koom den dochterslager vloecken,Ga naar voetnoot1524
1525[regelnummer]
Wat vloecken kan: 'k heb Godt noch mensch ten vrient.
Vloeck Jeptha vry, gelijck dit stuck verdient.Ga naar voetnoot1526
Hofpriester:
De lantvooght ga met my wat aen een zijde.Ga naar voetnoot1527
Jeptha:
Hofpriester, och, bedenck eens wat ick lijde.
Mijn haeren staen te berge. een druppel zweet
1530[regelnummer]
Hangt aen elck haer. Wat pijnight my zoo wreet?
Hofpriester:
Het is geen tijt een veege meer te vergen.Ga naar voetnoot1531
Hofmeester:
Gord af dit zwaert: gord af. 'k zal 't heimlijck bergen,
Bedecken met mijn kleet, op datze niet,
Voor 't ende, van inbeelding dootsch verschiet'.Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Wanneerze knielt op d'oevers van haer leven,Ga naar voetnoot1535
Het hofaltaer, zal ick 't u wedergeven.
Jeptha:
Daer is het. Och, dat mijn genegenheit
Haer schrick aenjaege, in doots verlegenheit,
Is wreetheit, geen genegenheit uitdrucken.Ga naar voetnoot1537-39
| |
[pagina 836]
| |
1540[regelnummer]
De droefheit kan het vaders hart verrucken,Ga naar voetnoot1540
Dat hy verdwaelt, in dit verbaest beleit,Ga naar voetnoot1541
Van reedlijckheit, en van voorzichtigheit.
Hofpriester:
Gy zult haer hart door dit gekerm vertsaegen.Ga naar voetnoot1543
Jeptha:
Hoe kan ick min dan Godt mijn hart uitklaegen?Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Benyme niet, helaes, een luttel tijt.Ga naar voetnoot1545
Hofpriester:
Dees weeklaght voedt den innerlijcken strijt,
Als oli 't vier: als bulderende vlaegen.
De wateren tot aen de starren jaegen.
Hofmeester:
Bezwijckt de maeght, een maeghdenhart is teêr,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Wat gaet ons aen?Ga naar voetnoot1550
Ifis:
Nu kerm, nu klaegh niet meer.
Gy waert dus lang mijn vader, mijn behoeder:
Nu ken ick Godt: geen vader, geene moederGa naar voetnoot1552
Heeft langer deel aen Ifis, als voorheen:
Die naem heeft uit. De Godtheit is alleenGa naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Mijn vader, en mijn moeder beide t'zamen.
Nu hoeft gy u dit offer niet te schaemen.Ga naar voetnoot1556
Nu is het valsch dat gy uw dochter slaght,Ga naar voetnoot1557
Uw eigen bloet zult storten. staeck dees klaght,
Dit hartewee: ick ben den hemel eigen.Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
't Geloof is nu mijn schilt, die op geen dreigenGa naar voetnoot1560
Noch kerven past van zwaert, of iemants hant.Ga naar voetnoot1561
Op dezen schilt, van louter diamant,
Zal 't snedighste metael in stucken springen,Ga naar voetnoot1563
Zoo bros als glas. 't is tijdt Godt lof te zingen.
1565[regelnummer]
Mijn hart gevoelt alreede een nieuwe kracht,
Als Isack, die getroost den slagh verwacht,
De weerelt voor zijn sterven afgestorven.Ga naar voetnoot1567
Laet rollen 't hooft: de ziel blijft onbedorven,Ga naar voetnoot1568
| |
[pagina 837]
| |
Ontslagen van den hoofdeloozen romp,
1570[regelnummer]
Een hantvol klay en stof, een aerdtsche klomp.
Koom herrewaert, mijn speelgenoots, mijn reien:
Het is een tijt van blyschap, niet van schreien.
Hoort wacker toe hoe gy u draegen zult.Ga naar voetnoot1573
Betaeltme noch deze allerleste schult.Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Wanneer ick sta voor 't outer, wilt niet schricken,
Maer scheit mijn haer in vlechten: valt aen 't stricken,Ga naar voetnoot1576
En wint het om mijn hooft, gelijck een kroon,
Zoo zal mijn hals gansch bloot staen, en ick, schoon
Ten slage, voor den offraer nederknielen.Ga naar voetnoot1578-79
1580[regelnummer]
Laet maeghden, zuivre en onbesmette zielen,
En zusters my bewaeren, best elck magh,Ga naar voetnoot1581
Zorghvuldigh om dit lichaem, na den slagh,Ga naar voetnoot1582
In 't vallen met mijn kuisch gewaet te decken.
Zoo zal geen oogh mijn zuiverheit bevlecken,
1585[regelnummer]
Na mijne doot: en, eer men 't lijck verbrant,
Dat zy 't in pluimaluin met haere hantGa naar voetnoot1586
Bewimpelen, geen mans mijne eer verkorten.Ga naar voetnoot1587
Zy zullen d'asch in deze dootbus storten,Ga naar voetnoot1588
Die uwe zorgh bevolen blijft. terstontGa naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Het staetsibed gespreit, en zet u rontGa naar voetnoot1590
Om d'offerasch, en dootbus, overscheenen
Van lampen, om mijn uitvaert onder 't weenen,Ga naar voetnoot1592
Te houden, tot dat moeder, nu niet meer
Mijn moeder, uit het leger wederkeer'.
1595[regelnummer]
Nu kustme noch voor 't leste. ay, feestgenooten,
Ay, schrey niet meer. al nats genoegh vergoten:
Genoegh geschreit twee maenden achter een.
'k Verlaet u, en dees weerelt, ga daer geenGa naar voetnoot1598
Ontsteltenis, geen staetveranderingenGa naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Opwellen, noit de starren onder gingen:
En nu, Godt lof, aenvaerde ick mijne reis.
Vaer eeuwigh wel, ô vaderlijck palais,
Daer ick geteelt, en opgevoedt in weelde,Ga naar voetnoot1603
| |
[pagina 838]
| |
My zoo veel staets en ydelheit verbeelde.Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Aertsvaders, neemt als een danckofferpant,Ga naar voetnoot1605
Ontfangt mijn ziel, tot heil van 't vaderlant.
Zy raeckt geen aerde, en zweeft u vrolijck tegen.
Hofpriester:
Nu kniel: ontfang nu Godts en Arons zegen.Ga naar voetnoot1608
Godts aenschijn strael' genadigh van om hoogh
1610[regelnummer]
U toe, en schijn' door dezen regenbooghGa naar voetnoot1610
Van traenen uit den hemel op u neder.
Gy quaemt van Godt: hy wellekomt u weder.
Gy maeghden, juicht, en triomfeert met palm:
Zy stapt verheught ten outer op dien galm.Ga naar voetnoot1614
I. Zang:
1615[regelnummer]
Laet gehoorzaemheit
Toonen haer vermogen
In dees maeght, bereit
Zonder traen in d'oogen,
Jammer, en misbaer,Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
In haer lentedagen,
Willigh op 't altaer
Godt zich op te draegen,Ga naar voetnoot1622
Tot een offerhant,
Voor het vaderlant,
1625[regelnummer]
Om den vaderlijcken eedt,
En het vast verbont,Ga naar voetnoot1626
Godt met vryen mont
Toegezworen, eer men street,
In zijn kracht te zetten,Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Zonder dwang van wetten,
Tot een' spiegel voor de jeught,
Die hier uit zal leeren
Godt in d'oudren eeren.Ga naar voetnoot1633
O hoe zeldzaem is dees deught!
| |
[pagina 839]
| |
I. Tegenzang:
1635[regelnummer]
Wie gerust en stil
Zich kan overgeven
Aen een anders wil,
Zonder wederstreven,
In gelaetenheit
1640[regelnummer]
Tegens eigen oordeel,
Dat hier tegens pleit,Ga naar voetnoot1641
Afstaen van zijn voordeel,
Heeft een stercker maght
Onder zich gebragtGa naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Dan die heiren overwint,
Of het woest gewelt
Van een' boschreus velt,
Of een' leeuw, die 't al verslint.
Keur en zinlijckhedenGa naar voetnoot1649
1650[regelnummer]
Met den voet te treden,
Godt ten prijs, tot 's naesten baet,
Is een' strijt gestreden
Hooger dan de reden,Ga naar voetnoot1653
En 't verstant der wijzen gaet.Ga naar voetnoot1654
II. Zang:
1655[regelnummer]
Isack, Abrams zoon,
Volghde zijnen vader,
Hielt dien hoogen toon.Ga naar voetnoot1657
Zietze bey te gader.
't Outer staet gebout.
1660[regelnummer]
Isack, 's vaders zegen,Ga naar voetnoot1660
Knielt op 't offerhout.
Abram treckt den degen
Om te slaen, als hemGa naar voetnoot1663
d'Engel met zijn stem
1665[regelnummer]
Uit den hemel tegenhiel,Ga naar voetnoot1665
En beval den ram
t'Offren in de vlam,
Dat den hemel meer beviel
Dan den eerstgeboren
| |
[pagina 840]
| |
1670[regelnummer]
In zijn bloet te smooren,
Met des offraers hart vernoeght,Ga naar voetnoot1671
Gode op zijn behaegen,
Willigh opgedraegen.Ga naar voetnoot1672-73
Ziet hoe hier die kroon op voeght.Ga naar voetnoot1674
II. Tegenzang:
1675[regelnummer]
Isack streeck deze eer,Ga naar voetnoot1675
Maer hy moet het geven,Ga naar voetnoot1676
Nu een maeght, dus teêr,
Niet ontziet haer levenGa naar voetnoot1678
t'Offren onvervaert,
1680[regelnummer]
Zonder tegenspreecken,
Aen heur vaders zwaert.
O gehoorzaem teken!Ga naar voetnoot1682
d'Eeuwen zullen lang
Met tooneelgezang
1685[regelnummer]
Loven dees heldinnedaet,Ga naar voetnoot1683-85
Die het mannenhart
In het knielen tart,Ga naar voetnoot1687
Met een ongezwicht gelaet.Ga naar voetnoot1688
Och, dat nu een engel
1690[regelnummer]
Dezen strick ontstrengel,Ga naar voetnoot1690
Godt den wil neem' voor het werck.Ga naar voetnoot1691
Maer zy voortgedreven
Kiest de doot voor 't leven.
Yver valt de doot te sterck.Ga naar voetnoot1694
|
|