De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 796]
| |
Het tweede bedryf.
IFIS. HOFMEESTER. REY.
Ifis:
Ick heb dus lang de heuvels op en nederGa naar voetnoot419
420[regelnummer]
Met dezen rey bewandelt heene en weder,
Mijn' maeghdestaet, en jeught genoegh beweent.Ga naar voetnoot421
De berghgalm heeft ons lijckklaght nagesteent.Ga naar voetnoot422
De zon en maen, by beurte op haeren wagen,Ga naar voetnoot423
Getuigen hoe ons al te druckigh klaegenGa naar voetnoot424
425[regelnummer]
De rotsen zelfs beweeghde, west en oost.Ga naar voetnoot425
Nu quam, nu quam ick vader t'huis, getroostGa naar voetnoot426
[De hemel laet' mijn opzet hem behaegen,]Ga naar voetnoot427
Dit lichaem Gode en 't outer op te draegen,
Voor vaders zege, op Ammon heir behaelt.
430[regelnummer]
Het heeftme noch aen wil, noch tijt gefaelt.Ga naar voetnoot430
Hoe treurt het hof dus eenzaem, zonder hoeder?Ga naar voetnoot431
Het aengezicht van vader en van moeder
Te derven, slaet my neêr in dezen staet.
Gy, stut van 't hof, en vaders eerste raet,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Weet op wat voet wy stil van vader scheidden:Ga naar voetnoot435
Ontvou nu wat geval hier tusschen beidenGa naar voetnoot436
Geschoten is, dat vader niet verschijnt.
Dus wort een hart door uitstel afgepijnt.Ga naar voetnoot438
Hofmeester:
Mevrouw was noch nau bergewaert vertrocken,Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Of Efraim, gewoon van outs te wrocken,Ga naar voetnoot440
Borst tegens hem, gelijck een onweêr, uit,Ga naar voetnoot441
Als waer die stam misdeelt in d'eere en buit,
Op Ammons heir door vaders deught bevochten.Ga naar voetnoot443
Dit dreef hem weêr, om zulcke lantgedroghtenGa naar voetnoot444
445[regelnummer]
Te toomen: en, Godt woud's, het is geluckt.Ga naar voetnoot445
| |
[pagina 797]
| |
Dat tuight die vaen, de stier, den haet ontruckt.Ga naar voetnoot446
Uw moeder reedt, op zijn ontbodt, flus derwaertGa naar voetnoot447
Naer dees triomf. nu spoet uw vader herwaert.
Ick wacht hem vast, op dat hy heden hierGa naar voetnoot449
450[regelnummer]
Uw hooghtijt, in uw moeders afzijn, vier',Ga naar voetnoot450
Terwijlze 't heir in 't velt ziet triomfeeren.Ga naar voetnoot451
Ifis:
Wist moeder niet dat ick most wederkeeren
Van 't hoogh geberght, gelijck het was gezeit?
Hofmeester:
Zy wist het: maer men heeft haer loos misleit
455[regelnummer]
Door vaders last, gelijck het was besteecken.Ga naar voetnoot455
Ifis:
Zoude ick voor 't lest mijn moeder zien, noch spreecken?Ga naar voetnoot456
O onbescheit! moght vader dit van 't hart?Ga naar voetnoot457
Ick ben de schrick des doots voorby. ick tartGa naar voetnoot458
De doot, en zie haer rustigh onder d'oogen.Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
'k Heb lang den hals voor vaders zwaert gebogen:Ga naar voetnoot460
Maer my dus streng dien redelijcken eisch
Ontzeggen? eer mijn vaderlijck palais
Verlaeten, en noch eenwerf vier paer weecken
My, op geberghte, en rots, in bosch versteecken.
465[regelnummer]
Ick sterf niet, eer ick moeder zie, en spreeck.
Gy reien, volghtme: al weder naer de streeck
Der heuvelen: vangt weder aen te treuren,
En met misbaer 't gewaet van 't lijf te scheuren,
De vlechten uit te trecken: weêr, verstocktGa naar voetnoot469
470[regelnummer]
In rouw, gezucht, gesteent, gekermt, genockt,Ga naar voetnoot470
Den galm geweckt, die lust schept na het baeuwen,Ga naar voetnoot471
Tot dat gehuil, en jammerklaghten flaeuwen,Ga naar voetnoot472
Van rots in rots. ick paste op mijn gety:Ga naar voetnoot473
Nu staet met recht het uitstel weêr aen my.Ga naar voetnoot474
| |
[pagina 798]
| |
475[regelnummer]
Mijn speelnoots, dat 's u voor naer d'oude heuvelen.Ga naar voetnoot475
Of wy op bergh, en rots, of outer sneuvelen,Ga naar voetnoot476
Dat 's evenveel: 't verschilt slechts in de wijs.Ga naar voetnoot477
Ick offere mijn leven, Godt ten prijs.
Wat uitstels is niet weigeren te sterven.
480[regelnummer]
Zou ick voor 't jongste oock moeders aenspraeck derven!Ga naar voetnoot480
't Is nodigh haer te spreecken, en een blijckGa naar voetnoot481
Van danckbaerheit: want quaem zy op mijn lijck
Te zwijmen, 't bloet zou my van zelf ontspringen,Ga naar voetnoot483
Het leste woort gelijck ter keele uitwringen,Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Tot een bewijs van kinderlijcke trou,
Haer jongste troost, te kleen in grooten rouw.Ga naar voetnoot486
Hofmeester:
Mevrouw, ay blijf: ten minste hoor mij spreecken.
Ifis:
U hooren? neen, men kent uw loze streecken,
Die moeder, voor mijne aenkomst, stiert van kant.Ga naar voetnoot489
Hofmeester:
490[regelnummer]
Door vaders last, niet wijt, maer by der hant.Ga naar voetnoot490
Bedaer een poos: alle oogenblick wort vader
Ten hoof verwacht: dan spreeckt elckandre nader.
Verzoeck dat gy van moeder afscheit neemt.
Ifis:
En slaet hy 't af?
Hofmeester.
Zijn hart is niet vervreemt
495[regelnummer]
Van liefde, hy bewilgde u vier paer weecken,
En stelde 't uit.Ga naar voetnoot496
Ifis:
Die tijt is nu verstreecken.
Hofmeester.
Uw vader bint zich niet zoo stip aen tijt.Ga naar voetnoot497
| |
[pagina 799]
| |
Hofmeester:
Hou slechts aen met droevigh smeken.
500[regelnummer]
Heeft hy u oit van uw verzoeck versteecken?Ga naar voetnoot500
Ifis:
Verzoeck staet vry, het weigeren aen hem.
Ick hoor zijn spraeck, gelijck een engels stem.Ga naar voetnoot502
Als vader spreeckt, wat heeft een kint te zeggen?
'k Wil voor hem op mijn aenzicht nederleggen,Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
En schroom geen doot, maer ongehoorzaemheit.
Betuigh hem hoe ick nederquam, bereitGa naar voetnoot506
Ten outer, als een willige offerhande.
Schoon 't zwaert my treff', het vier dit lichaem brande
Tot stof, en asch: 'k getroost my zoo 't Godt voeght,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Als vader, en vrou moeder zijn vernoeght.Ga naar voetnoot510
'k Gebruick mijn recht, hoef niemant dit te vergen.Ga naar voetnoot511
Genooten, volghtme al weder naer de bergen.
Hofmeester:
Heeft moeder zich van mijnen raet gedient;
Houdt vader my voor zijnen outsten vrient,
515[regelnummer]
En eersten raet van al zijn staetvertrouden;Ga naar voetnoot515
Hiet moeder my u minzaem onderhouden,Ga naar voetnoot516
Toen zy vertrock, tot datze wederquaem;Ga naar voetnoot517
En is'er niets een kint meer aengenaem,
Dan zich geheel naer moeders wil te schicken;
520[regelnummer]
Wacht vader, dien wy hier alle oogenblickenGa naar voetnoot520
Verwachten, en vertrou wat wy met raetGa naar voetnoot521
Vermogen, u ten dienst in dezen staet;Ga naar voetnoot522
Uw hoogheit hoeft ons nergens in te spaeren.Ga naar voetnoot523
Dees stramme leên, en grijze zilverhaeren,
525[regelnummer]
Dit voorhooft, van den ouderdom geploeghtGa naar voetnoot525
Vol rimpelen, verzoecken datge u voeght.
Belieft het u, tre binnen: hoor ons spreecken.Ga naar voetnoot527
Rey:
Mevrouw, ay hoor, en luister naer zijn smeecken.
Jeptha:
Heirmeester, dat ging wel. ick doock nau inGa naar voetnoot529
| |
[pagina 800]
| |
530[regelnummer]
Het eicken bosch, of mijne gemaelin
Stoof ons voorby. gy zaeght hoe, aen haer zijde,
De Slotvooght 't bosch van Efraïm vermijde.Ga naar voetnoot532
Al hoorde men tot noch toe geen gewaghGa naar voetnoot533
Van 't geen 'er smeult: het moet nu aen den dagh.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Hier staet het hof ten hemel opgetogen.Ga naar voetnoot535
Wy zagen 't eer met vreught en vrolijcke oogen:Ga naar voetnoot536
Maer sedert ons de hoop van onzen stam,
Ter hofpoorte uit, met bommen tegen quam;Ga naar voetnoot538
Toen Ammon ons ten roof viel met zijn vaenen,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Aenschouden wy dees poort noit zonder traenen,
En 't hart vol drucks. wat baet het dat een heer
Gezegent, trots en heerlijck triomfeer',
De vleugels van den vyant koom' te korten,
Als hy gekeert zijn stamhuis in ziet storten.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Een vorst leeft meest tot heil van 't algemeen;
Of deelt hy in 't gemeen, dat is alleenGa naar voetnoot546
Voor 't eenige oir, van boven hem gegeven,Ga naar voetnoot547
Om na zijn doot in 't eenigh oir te leven.Ga naar voetnoot548
Dees hoop wort my ontweldight: en ick moetGa naar voetnoot549
550[regelnummer]
Godt lochenen, of scheiden van mijn bloet,Ga naar voetnoot550
Onnozel bloet, dat van 't altaer zal leken.
Wat baet die stier, ter hoftinne uitgesteecken,Ga naar voetnoot552
Tot 's vyants schimp, gesleurt in bloet en stof!
Een feller zwaert treft heden Jepthaes hof,
555[regelnummer]
Daer Efraïm, en Ammon om zal vieren,Ga naar voetnoot555
Herwinnen al d'ontruckte krijghsbanieren.
Het dwersse lot zet heden ruim betaeltGa naar voetnoot557
Die trotse zege, op beide in 't velt behaelt.Ga naar voetnoot558
Treck in den stier. wat vordert dit braveeren?Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
't Is uit met my. de kans was lang aen 't keeren,
Toen, in 't gevaer des lants, mijn droeve zielGa naar voetnoot561
Die hooge altaerbelofte uit noot ontviel,Ga naar voetnoot562
Onkundigh dat, tot boete van elcks lijden,
| |
[pagina 801]
| |
Dit woort my eerst de hartaêr af zou snijden,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Dan 's dochters hals. och woort, een zwaert, gesmeet
Van Ammons wraeck! ô onherhaelbaere eedt!Ga naar voetnoot566
Hoe sprong mijn hart, toen Ifis wiert geboren!
Dees overwinste en schat wort nu verloren
Door schipbreuck van een eenigh enckel woort.Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Hoe stom en stil is nu de zelve poort,Ga naar voetnoot570
Waeruit zy my met bommen in quam haelen,
En zegezang, en blijde morgenstraelen
Der oogen: als de dageraet der jeughtGa naar voetnoot572-73
My tegenblonck, en oploock met een vreught,Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Die snel verdween: gelijck by zomerdagen
De heldre lucht betrocken wort met vlaegen.Ga naar voetnoot576
My dunckt ick hoor mijn dochter wederom.
Zy heetme noch met bommen wellekom.Ga naar voetnoot578
IFIS. JEPTHA.
Ifis:
Ter goeder uure omhelze ick vader weder,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
En schrey van vreught. een maeghdenhart is teder,
Zoo wel in rouw, als blyschap weêr te staen.Ga naar voetnoot581
Tot tweemael heeft de wisselbaere maen
Haer horens in een' ronden kringk gebogen,Ga naar voetnoot583
Na mijn vertreck ten berge uit vaders oogen,
585[regelnummer]
Nu is'er niets dat my vervaeren kan.Ga naar voetnoot585
Indien ick noch de kroon in 't harte span,
Gelijck voorheen; laet my mijn liefde blussen:Ga naar voetnoot587
Heer vader, gunme uw' mont noch eens te kussen.
Wat wort mijn hart van droefenis verlicht,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Nu Godt my gunt uw hemelsch aengezicht
t'Aenschouwen! kon oit zon, op tin en daecken
Van 't hof, my meer verquicken, meer vermaeckenGa naar voetnoot592
Dan uw gezicht, genadigh my gegont!Ga naar voetnoot593
Gelooft zy Godt, dat vader ongewont,
595[regelnummer]
En gaef verschijnt, van daer ontelbre punten,Ga naar voetnoot595
| |
[pagina 802]
| |
Geschut, en speer het op zijn leven muntten.Ga naar voetnoot596
Wie had dien storm verwacht van Efraïm!Ga naar voetnoot597
Maer afgunst volght de krijghseer, als de schimGa naar voetnoot598
Het lichaem: doch wat hindert dat benijden,
600[regelnummer]
Als 't Gode, die u hanthaefde onder 't strijden,
En zijnen wille alleen op 't hooghst behaeght!Ga naar voetnoot601
't Is beter zoo benijt, dan droef beklaeght.
Jeptha:
Och dochter, och, uwe aengenaeme woorden
Zijn pijlen, die mijn hart noch eens vermoorden.
605[regelnummer]
Nu leve ick eerst, te recht beklaegens waert,
Of sterve, en voel al levende het zwaert,Ga naar voetnoot606
Het zwaert des doots, door mijnen boezem dringen.
Geen vyant durf van buiten my bespringen:Ga naar voetnoot608
Hy zitme in 't hart: de strijt gaet aen in my:Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Daer kiezen mijn gedachten elck haer zy,Ga naar voetnoot610
Beginnen 't zwaert om strijt op zy te gorden.
Zy zetten zich gewapent in slaghorden.
Het vaders hart is al te naeu een velt
Voor zulck een' strijt, en gruwelijck gewelt.Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
Waer heul gezocht? waer vinde ick troost en bystant?
Och, Jeptha heeft zich zelf alleen ten vyant:
Geen Efraïm, noch Ammon rant hem aenGa naar voetnoot617
In 't hart. kon een gety oit stercker gaen,
Wanneer de zee op strant en steenrots barrent,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Ter helle daelt, en oprijst aen 't gestarrent!
Mijn eenigh oir, ô dochter, gy ontroertGa naar voetnoot621
Uw vaders bloet. waer worde ick heengevoert!
Ifis:
Nu vader, draegh uw hartewee geduldigh.
Ben ick, och arme, aen uwe elende schuldigh,Ga naar voetnoot624
625[regelnummer]
Aen uw verdriet? vaer voort, en strafme vry.Ga naar voetnoot625
Ontlast uw ziel: ick neem de schult op my,
En op mijn ziel, dan is de strijt ten ende.
Gy blijft gepaeit; ick vaere uit deze elende.Ga naar voetnoot628
Jeptha:
O dochter, hoor mijn rouwklaght met gedult.
| |
[pagina 803]
| |
630[regelnummer]
Ick houde u vry. uw vader draeght de schult.Ga naar voetnoot630
Had hem een lam eerst uit den stal bejegent,Ga naar voetnoot631
Of witte vaers: toen hy, van Godt gezegent,Ga naar voetnoot632
En zegenrijck naer 't hof quam uit den slagh;
Men hadze Godt geoffert, als men plagh,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Te Silo, daer de Godtheit, in het midden
Van 't heilighdom, op 's hoogen priesters bidden,
Orakels spreeckt, op cherubijnen rust:Ga naar voetnoot637
Nu zijtge my bejegent, onbewust
Van mijn belofte, en reuckeloos beloven,Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Dat my zoo dier verbint aen Godt daer boven.Ga naar voetnoot640
Het aengaen van dien zwaeren slagh en toghtGa naar voetnoot641
Beroofde 't brein van dieper achterdocht.Ga naar voetnoot642
Noit docht ick Gode een offer op te draegenGa naar voetnoot643
Van menschenbloet, veel min een van mijn maegen,
645[regelnummer]
En allerminst mijn dochter, 't eenigh kint,
Mijn levens hoop, mijn kroon. wat straf verblint,Ga naar voetnoot646
Vervoertme in dit beloven, zonder paelen,Ga naar voetnoot647
Een woort, te zwaer om door den hals te haelen!
Geluckigh die zijn woort herhaelen moght.Ga naar voetnoot648-49
650[regelnummer]
Al d'eer verdwijnt, die 't zwaert met Godt bevocht.Ga naar voetnoot650
Ick zocht den volcke een wegh tot heil te baenen
Door 's vyants bloet: nu drijft mijn hof in traenen,
En zuiver bloet. dit offer, Godt gewijt,
Zal eeuwen lang noch smoocken na mijn tijt.Ga naar voetnoot654
Ifis:
655[regelnummer]
Uwe onschult zal by allerhande staetenGa naar voetnoot655
Alle eeuwen zich alomme hooren laeten.
Geen kinderhaet verruckt u tot dees daet.Ga naar voetnoot657
Gy waert tot noch, naest Godt, de toeverlaet
Des vaderlants, en hebt door zoo veel slaegen
660[regelnummer]
Den onderdaen, als onder 't hart, gedraegen,Ga naar voetnoot660
Godts wet beschut, dat Masfa, Levijs stadt,Ga naar voetnoot661
Noit vroomer noch oprechter rechter had.Ga naar voetnoot662
| |
[pagina 804]
| |
Het stamhuis volght geen Heidensche geboden,
Dient Astaroth, noch Baäl, noch de goden
665[regelnummer]
Van Syrie, en out Sidon, noch voedt smoockGa naar voetnoot665
Voor Ammons goôn, en Moabs helsch gespoock.Ga naar voetnoot666
Elck zit gerust in schaduw van zijne eicken,
En vette olijf, zoo wijt uw zwaert kan reicken;Ga naar voetnoot668
Dies zal u naem, van stam tot stam, te boeck,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Beschaemen en verduuren 's haeters vloeck.Ga naar voetnoot670
Jeptha:
't Godtvruchtigh kint spreeckt loffelijck en eerlijckGa naar voetnoot671
Van d'ouderen: maer midlerwijl is 't deerlijckGa naar voetnoot672
d'Onschuldige te zien in stervens noot.
Ifis:
Is sterven dan zoo jammerlijck? de doot
675[regelnummer]
Klopt aen de deur van allerley geslachten.
Jeptha:
Zoo stroit het volck de lijck-en-jammerklaghten
Al t' ydel uit op ieders heenevaert.Ga naar voetnoot677
Is sterven rouw noch jaergetijden waert;Ga naar voetnoot678
Men moght met recht alle ydle traenen spaeren.
680[regelnummer]
Doch 't scheelt noch veel, of iemant op zijn jaeren,
Bedaeght, en out, en stram, ten grave gaet;
Of een, die jong, in 's levens dageraet,
Het sterflijck kleet ontijdigh af moet leggen.Ga naar voetnoot683
Ifis:
Zy hebben beide alle even veel te zeggen,
685[regelnummer]
't Zy out, of jongk: de doot schroomt jongk noch out.Ga naar voetnoot685
Jeptha:
Natuurlijck staen wy alle in 's doots gewoudt.Ga naar voetnoot686
Natuurlijck geeft het lemmet vlam noch dampen,Ga naar voetnoot687
Als d'olie is verbarrent in de lampen:Ga naar voetnoot688
Maer 't lijt gewelt, als 't licht wort uitgebluscht.Ga naar voetnoot689
Ifis:
690[regelnummer]
Een schoone doot wort minnelijck gekust,Ga naar voetnoot690
Voor haeren mont, en roozeroode kaecken.Ga naar voetnoot691
| |
[pagina 805]
| |
Ick voel mijn' geest naer zulck een afscheit blaecken.Ga naar voetnoot692
Een ander sterve en quijne op 't muffe bedt,
Van schreienden, en huilenden bezet,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
En teer' schoon uit op hongerige koortsen:Ga naar voetnoot695
My lust het, op het licht van offertoortsen,Ga naar voetnoot696
Op blijden galm van vedel en schalmey,Ga naar voetnoot697
Gelijck een bruit bekranst, van rey by rey
Bestuwt, niet zwack, maer moediger en stouter,Ga naar voetnoot698-99
700[regelnummer]
Mijn groene jeught de Godtheit, op het outer,
Op t'offeren. ay vader, treur niet meer:
Uw dochter schijnt geschapen tot deze eer,
Die weinigen ter weerelt magh gebeuren.Ga naar voetnoot703
Ick sta bereit. de tijt is uit van treuren.
705[regelnummer]
De hemel biet van verre my de hant,
En zijne trouw. ick kus dat diere pant,
Behoudens noch een minnelijcke bede.Ga naar voetnoot707
Nu zijt getroost, en stel uw hart te vrede.Ga naar voetnoot708
Een bede alleen [verdient uw kint gehoor,]
710[regelnummer]
Verzoeckt het slechts, en daerop treet het voor.Ga naar voetnoot710
Hofmeester:
De wijze sterft vrywilligh, doch voorzichtigh,Ga naar voetnoot711
Zoo 't Godt behaeght. het sterven is gewightigh,
En van belang. de vader blijft al stilGa naar voetnoot713
Voor eerst vernoeght met 's dochters vryen wil.Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
De bede, die gy vader leght te voren,Ga naar voetnoot715
Daer zal hy u, of uwen stoet, op hooren.Ga naar voetnoot716
Wat billijck is, wort niet uw bede ontzeit.Ga naar voetnoot717
Volhardt terwijl in onderdaenigheit.
De vader ga de dochter voor naer binnen.Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Zoo groot een zaeck eischt rijp beraet, en zinnen.Ga naar voetnoot720
| |
[pagina 806]
| |
I. Zang:
Aertsvader Josef, och,Ga naar voetnoot721
Zoo gy ten grave uit noch
Eens uw hooft, lang berooft van zijn straelen,Ga naar voetnoot723
Opstaeckt in 't staetbedrogh:Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Verreest gy van de doot,
En zaeght uw bloet in nootGa naar voetnoot726
Met gedult vaders schult gaen betaelen,Ga naar voetnoot727
En 't yslijck slaghzwaert bloot:
Hoe zoude u 't grijze haer
730[regelnummer]
Te berge staen zoo naer!Ga naar voetnoot730
Zoudtge niet van verdriet weêr verzincken,
Uit schrick voor dit altaer?
Of zoudtge uit onverdraghGa naar voetnoot733
Niet schutten dezen slagh,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Eer de hant haer in 't zant quaem te klincken,Ga naar voetnoot735
Eer 't hooft gevallen lagh?
I. Tegenzang:
Ter weerelt staet niet stil.Ga naar voetnoot737
Op 's hemels ronde spil
Draeit het radt staet, en stadt ongestadighGa naar voetnoot739
740[regelnummer]
Door pais en krijghsgeschil.
Het groot beweeght het kleen.Ga naar voetnoot741
Door duizent moeilijckheên
Rolt de tijt, en verslijt ongenadighGa naar voetnoot743
Verbrijzelt stael, en steen.
745[regelnummer]
De hooghste wijsheit, Godt
Heeft geen bestendigh lot
Hier beneên in 't gemeen toebeschoren.Ga naar voetnoot747
In 't purper zit de mot.
De roest verteert het stael
750[regelnummer]
En glans van schoon metael.
| |
[pagina 807]
| |
Als een klanck van gezangk in de oorenGa naar voetnoot751
Verdwijnt al 's weerelts prael.
II. Zang:
Asnethe aertsmoeder, hoeGa naar voetnoot753
Was u zoo bly te moê,
755[regelnummer]
Toen gy rijck zat te prijck, na het trouwen,Ga naar voetnoot755
En Josef juichte toe:Ga naar voetnoot756
Daer Faro 't bruiloftsfeestGa naar voetnoot757
Bekleede, bly van geest,Ga naar voetnoot758
Om u bey aen den rey t'onderhouwen,Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
Als gy den hemel preest.
Hoe luttel kon men toen
Bedencken en vermoên
Dat een beelt, aengeteelt van u beide,Ga naar voetnoot763
Zou sterven, 't lant ten zoen;
765[regelnummer]
Manasse, uw outste zoon,Ga naar voetnoot765
Zien vallen zijne kroon
In het stof, daer al 't hof dit beschreide,Ga naar voetnoot767
Met een' bedruckten toon!
II. Tegenzang:
Manasses naem melt datGa naar voetnoot769
770[regelnummer]
De vader schoon vergatGa naar voetnoot770
Ongeluck, ramp, en druck, eer geleden,Ga naar voetnoot771
Nu hy naest Faro zat,
Als 's rijcks geheimen raet,Ga naar voetnoot773
Ten steun van hof en staet;
775[regelnummer]
Tot een wijck van al 't rijck, dat verlegenGa naar voetnoot775
Verhongert quam om raet.
Och, moghten wy ons leedt,
Den slagh van Jepthas eedt,Ga naar voetnoot778
Die ons smert in het hart oock vergeeten.Ga naar voetnoot779
| |
[pagina 808]
| |
780[regelnummer]
Wat grimt dit schouspel wreet!Ga naar voetnoot780
Aertsvader, koom in 't licht.Ga naar voetnoot781
Koom redt d'onnoosle nicht.Ga naar voetnoot782
Koom ontbint 't lieve kint van dees keten.Ga naar voetnoot783
Bewaer een' grootvaêrs plicht.Ga naar voetnoot784
|
|