De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 764]
| |
Triomf over Funen.aant.Ga naar voetnoot*FULMINA BELLI. O Koppenhaegen, steeck de kruinen
Nu in de wolcken met uw kroon:
Uw koning triomfeert op Fuinen.Ga naar voetnoot3
Hoe klinckt zijn velttrompet zoo schoon,
5[regelnummer]
By vreemdeling, en ingezeten!
De triomfeerder sluit gewelt,
En roof, en schennis aen een keten.Ga naar voetnoot6-7
De braefste Ruiter schuimt de Belt,Ga naar voetnoot8
Geeft vier op strant, en schans, en wallen
10[regelnummer]
Van Nieuburgh, uit zijn zeekasteel.Ga naar voetnoot10
De brave bondtgenooten vallen
Aen 't stormen. elck bewaert zijn deel.Ga naar voetnoot12
Ziet adelaers en trotse leeuwenGa naar voetnoot13
Den klaeu in 't hart der Sweden slaen.
15[regelnummer]
Ay hoort hoeze om genade schreeuwen,
En strijcken vlag, en standertvaen.
Dit heir, dat flus al 't eilant klemde,Ga naar voetnoot17
En blanck in 't harnas brieschte op strant,Ga naar voetnoot18
Staet uitgeplondert in het hemde,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Versmacht van roock, geroost van brant.Ga naar voetnoot20
De lant-en-zeeslang, booze Wrangel,
Die, in den kouden wintervorst
| |
[pagina 765]
| |
Geberght, met zijnen scherpen angelGa naar voetnoot23
Noch stack naer Fredricx hart, en borst,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ziet, in 't gevangen vrouwetimmer,Ga naar voetnoot25
Zijn gade schreien naer de lucht,
Die Hedewich [noit tros was slimmer
Noch onbeschaemder oit berucht,]
Holp plonderen de hoftapijten
30[regelnummer]
Op Fredricxburgh, te bijster snoot,Ga naar voetnoot30
Het kopren dack aen slenters rijten.Ga naar voetnoot27-31Ga naar voetnoot31
Nu staetze voor het krijghsrecht bloot.Ga naar voetnoot32
Hoe krimpt Gustaef, die 't hof der KoerenGa naar voetnoot33
Zoo schendigh tegens eer en eedtGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Durf trappen, en naer Lijflant voeren,Ga naar voetnoot35
Zich mesten met zijn nabuurs zweet!
De stoockebrant, die 't graenrijck Polen,
Geduurende den stillestant
Van wapens, zette in bloet en koolen,
40[regelnummer]
Om zich te warmen by dien brant,Ga naar voetnoot37-40
Gevoelt de maghten, die hem drucken,
En streng de slaghpen in zijn vlughtGa naar voetnoot42
Hem uit den taeien vleugel rucken.
Vaert voort: zoo schept de zeevaert lucht,
45[regelnummer]
De beurs en handel geest en leven.
Vaert voort: ruckt uit. hy stort: hy zinckt
En is gereet den geest te geven,Ga naar voetnoot46-47
Die door de Christe weerelt stinckt.
Plompt hy in zee met al dat roemen,
50[regelnummer]
Men zal de zee naer hem vernoemen.Ga naar voetnoot49-50
J. v. Vondel.
t'Amsterdam, Voor de Weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, 1659. |
|