De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendLantgezang Ter Bruilofte van den E. Heere Reinier van Estvelt, En de E. Jongkvrouwe, Rebecka Bruining.aant.Ga naar voetnoot*Habitârunt Dî quoque Sylvas. ESTVELT, van de min gedreven,Ga naar voetnoot1
En van zorgen overlaên,Ga naar voetnoot2
Prees zijn Schoone 't ackerleven
Op dees wijze vierigh aen;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Of zy eenmael wou verstaenGa naar voetnoot5
Hem te troosten, onder 't praeten,
Daerze beide t'zamenzaten,
In het schijnsel van de maen.
| |
[pagina 761]
| |
Koenaert dicht hier by, gedoockenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Achter eenen lindeboom,
Was vervaert voor geest noch spoocken,
En belust, als in een' droom,
Hem te hooren aen den stroom
Hoe hy schilderde, onder 't vryen,
15[regelnummer]
Zijne lantschapschilderyen,Ga naar voetnoot15
Angstigh tusschen hoop en schroom.Ga naar voetnoot16
Schoone, sprack hy, ô mijn schoone,
Neem, ay neem een poos gedult,
Dat ick u het lantrijck toone,
20[regelnummer]
Daer gy haest regeeren zult,Ga naar voetnoot20
En de zon den stoel vergult,Ga naar voetnoot21
Die nu wacht, met groot verlangen
Om u staetlijck te ontfangen,
Op de vreught, die 't vleck vervult.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Gy zult hier uw' adem haelen
In een vrye en ope lucht,
Op 't gezank van nachtegaelen,Ga naar voetnoot27
Buiten stadts en beursgerucht:
Daer geen oostersch koopman zucht,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Of in zee drijft, bang voor schade,
En, op 's waters ongenade,Ga naar voetnoot31
Voor een' Turck en kaper vlught.
Winter, zomer, herfst, en lente,
Elck saizoen van 't ronde jaer
35[regelnummer]
Offert u een wisse rente,Ga naar voetnoot35
Buiten schipbreuck, en gevaer,
Bloem, en ooft, en korenaer,
Bacchus vrucht, en Ceres gaven,Ga naar voetnoot38
Onder 't ploegen van uw slaven.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Yder neemt zijn' arbeit waer.
Ginder vischt een uit den vyver
Spartelvisschen onvermoeit.
| |
[pagina 762]
| |
Herwaert toont u d'ossendrijverGa naar voetnoot43
Hoe uw vee in 't grazen groeit,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En van weelde springt, en loeit:
Of de kudde volght den herder,
En zijn rieten fluit wat verder,
Daer de dau het gras besproeit.
Lust u schaepemelck te slorpen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Lust u honigh, kaes, of room,
Hart, of velthoen: hof en dorpenGa naar voetnoot51
Zijt gy waert, en wellekoom.Ga naar voetnoot51-52
Yssel, Rijn, en Veluwzoom
Zien u vliegen, als met vloglen,
55[regelnummer]
Heet op hazejaght, en voglen,Ga naar voetnoot55
Aen mijn zy, met vryen toom.
Lust het u, van loof belommert,Ga naar voetnoot57
Daer ons Vlierbeeck, langs den kantGa naar voetnoot58
Ruischt door 't koren, onbekommert
60[regelnummer]
Wat te rusten, hant aen hant,
En uw lief, uw waertste pant,
Uwen Bruidegom t'onthaelen:Ga naar voetnoot62
'k Zal mijn echte schult betaelen,
Uit een' kuischen minnebrant.
65[regelnummer]
Valtge in slaep, daer Pan noch Sater
U bespiet: gy zult uw' schijn,Ga naar voetnoot66
Onder 't droomen, in het water
Speelen zien in 't kristalijn,
Met een kint, dat melck en wijn
70[regelnummer]
Uit uw borst zuight met de tippen
Van zijn kittelende lippen.Ga naar voetnoot71
Wat vermaeck kan zoeter zijn!
Onder d'aengenaeme togenGa naar voetnoot73
Zietge vader BRUINING weêr,
75[regelnummer]
Of een ESTVELT in zijne oogen,
| |
[pagina 763]
| |
Tintelstarren, kleen en teêr,
En der oudren glans en eer
Opgaen in den blancken jongen,Ga naar voetnoot78
Onder duizent vogletongen,
80[regelnummer]
Die u groeten, keer op keer.
Zoudtge, ô lief, om dit vermeidenGa naar voetnoot81
Schroomen van uw moeders werf,Ga naar voetnoot82
Van uw zusteren te scheiden,
En te wisslen erf om erf.
85[regelnummer]
Dat uw schoonheit heenesterfGa naar voetnoot85
Zonder vrientschap, lijdt geen reden.Ga naar voetnoot86
Venus, helpme woorden smeden.
Ly het niet dat ick haer derf.Ga naar voetnoot88
Onder 't klaegen, onder 't kermen
90[regelnummer]
Klapte in Koenaerts oor een zoen.
ESTVELT nam REBECK in d'armen.
Dit gaf Koenaert groot vermoênGa naar voetnoot92
Dat haer mont vrypostigh toenGa naar voetnoot93
't Gouden Jawoort had gesproken:
95[regelnummer]
En hy sprack, al stil gedoocken:
Is de tijt alreê zoo groen!Ga naar voetnoot96
t'Amsterdam, Ter Druckerye van Thomas Fontein, by de Deventer Houtmerckt, in de Gekroonde Druckery. 1659. |
|