De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 720]
| |
Op het Triomferende Vierwerck,aant.Ga naar voetnoot*Aen den E. Heer Willem Haegh, Sekretaris van Kleef.Het rouwtme nu niet dat ick leef:
De pen van 't vorstelijcke KleefGa naar voetnoot2
Quam heden naer den Aemstel streven,
My d'eer van hare groete geven,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En juist toen zelf de Keurvorstin
Aenschoude met een' blijden zin
Hoe schoon de Keurkroon blonck by duisterGa naar voetnoot5-7
Met eenen heerelijcker luister
Dan oit by daegh; en hoe in 't velt
10[regelnummer]
Der lucht Oranje wiert gespelt
Uit letteren van vier en vlammen,
Ter eere der Nassausche stammen.
Men zagh, in 't schijnen van de maen,Ga naar voetnoot13
Het vierwerck, als een wonder, aen,
15[regelnummer]
De starren aen den hemel prenten,Ga naar voetnoot15
Erfvyanden, by regementen,Ga naar voetnoot16
Het vier, en water, vocht en brant,
In 't harnas tegens een gekant,
Elckandere, en de maen bestoocken;
20[regelnummer]
De vlammeduickers opgedokenGa naar voetnoot20
Opborlen uit den diepen gront,
En elck een' Etna uit den mont,
Weêrlichten, blixems, donders braecken.
Men zagh'er duizent roode draecken
| |
[pagina 721]
| |
25[regelnummer]
Hun vier uitspuwen op den plas,
En brijzelen, zoo bros, als glas,Ga naar voetnoot26
Gesprongen over wal en grachten,
Door hondert schuiten, hondert jachten.
Wat docht u, wellekome Haegh?
30[regelnummer]
Was zulck een vrolijcke avontvlaeghGa naar voetnoot30
Niet waert een' dagh hier aen te hangen,Ga naar voetnoot31
Om zulck een eertriomf t'ontfangen
Met uwen Maurits, levens waert,Ga naar voetnoot33
Die zoo veele aders heeft vergaert,
35[regelnummer]
Een Hengstebron te Kleef laet springen,
Op wiens geruisch de Duitschen zingen,
Zoo trots als Griecken oit voorheen
Op zijn gedroomde Hippokreen.Ga naar voetnoot35-38
Hy vont dat eeuwige bewegen.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Nu juicht uw hof op Nassaus zegen.
J. v. Vondel.
|
|