De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 706]
| |
De Vorstelycke Bruiloft t'Amsterdam.aant.Ga naar voetnoot*Aen den doorluchtighsten Vorst en Heer Johan Georg, Vorst te Anhalt, Graef van Askanje, Heer van Serbst, Beerenburgh &c. Opperveltoverste van zijne Keurvorstelijcke doorluchtigheit, in beide Hertoghdommen Brandenburgh, en stadthouder van zijn legers, overfte der ruiterye &c.
En de doorluchtighste Princes, Mevrouw Henriette Katharine, Princes van Oranje en Nassau, Gravin van Katznelboge, Vianden, Dietz, Lingen, Meurs, Buuren, Leerdam, Marckgravin van ter Veere, en Vlissingen, Barones van Breda &c.
DEVS NOBIS HAEC OTIA FECIT.
'tAmsterdam, ter Druckerye van Thomas Fontein. Voor de Weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, 1659. | |
[pagina 707]
| |
De Vorstelycke Bruiloft t'Amsterdam.Een Hymen komt de kroon op 't raethuis sluiten,Ga naar voetnoot1
Dat gaet ten dansse op bevende orgelfluiten,Ga naar voetnoot2
En schuiftrompet, en goddelijck muzijck:
Terwijl de lucht Europe, en Christenrijck
5[regelnummer]
Met eenen dauw olyven schijnt te zegenen;Ga naar voetnoot4-5
De koningen elckandere bejegenen,
Als broeders, en te feest gaen, hant aen hant;
De vorsten en vorstinnen, door den brant
Van minne ontvonckt, in trougenootschap treden;Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
De heiren, die, vierkant in hun geleden,Ga naar voetnoot10
Verwachtten op d'aenschennende trompet,Ga naar voetnoot11
Stilzwijgen, om dit vorstlijck bruiloftsbed,
En heilrijck paer, ter heerschappy geboren,
Niet in zijn rust te wecken, niet te stooren
15[regelnummer]
In 't bruitsprieel, dat Goden zelfs bekoort.
De beurs staet stil. de koopstadt sluit geen poort
Voor duizenden, die stewaert innedringen,
Om 't bruiloftsliet voor ANHALT op te zingen,Ga naar voetnoot18
En schoone Oranje; een klanck, die d'ooren streelt,
20[regelnummer]
Nu al de stadt, die groote schouburgh, speelt.Ga naar voetnoot20
| |
[pagina 708]
| |
De ridderschap van Aemstellant, aen 't draven,Ga naar voetnoot21
Briescht moediger, als eertijts Troische bravenGa naar voetnoot22
Moedt schepten, op den moedigen Askaen.Ga naar voetnoot23
De burgery, de bloem uit elcke vaenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Gelezen, lost haer zwangere musketten,Ga naar voetnoot25
En weêrlicht op den weêrklanck der trompetten.
De zeekortouw gaet weiden over stroom,Ga naar voetnoot27
En velt, van wal, en brugge, zonder toom,Ga naar voetnoot28
Op 't blyde onthael van ons Nassausche heeren.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
De vlooten op het scheeprijck Y braveerenGa naar voetnoot30
Met wimpelen, en vlaggen, daer een luchtGa naar voetnoot31
Van dertelheit in ommezweeft, en zucht,
Verlieft op zulck een' regenboogh van kleuren.
Een die noit zong, magh 't zingen nu gebeuren.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ick zong voorheen met lust den oorloghstoght
Van Frederick, die pais door oorlogh zocht,Ga naar voetnoot35-36
En met den pais zijne oogen quam te luicken;Ga naar voetnoot37
Een zegen, dien wy, Godt ten prys, gebruicken:Ga naar voetnoot38
Nu lust het my te zingen voor dees Bruit,
40[regelnummer]
Die vrolijck het geluckigh drytal sluit,
Indien haer star my toestraele, en beschijne,Ga naar voetnoot42
De weêrglans zal, uit mijne bruiloftsmaetGa naar voetnoot43
Zich heffende, den zegenrijcken staet,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Voor 't leenen van dien princenluister, dancken;
De zangbergh my een leckerny van klanckenGa naar voetnoot46
Byzetten, daer d'aenleider van de zonGa naar voetnoot47
Alle ooren van de Goôn op PelionGa naar voetnoot48
Mede onderhiel, dat Peleus, onder 't zingen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Van kussen nau zich zelven kon bedwingen;
Zoo menighmael hem Tethys luisterscherpGa naar voetnoot51
Bekoorde met een' lonck, Apolloos harp
| |
[pagina 709]
| |
Den bruigom noopte om iet de bruit te vergen,Ga naar voetnoot53
Dat zoeter smaeckt in 't sluicken, en verbergen.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Maer 't voorspel valt te lang voor minnegloet.
De min verdriet alle uitstel, en eischt spoet.
De dolle Mars, van Razerny bezeten,Ga naar voetnoot57
En met gewelt geborsten van zijn keten,
Zat grimmigh op in 't blancke harrenas.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Op 't schocken van zijn kopren wagenas,
Door Mulciber in Etnaes smis gegoten,Ga naar voetnoot61
Verschrickten en verbaesden steên, en sloten.Ga naar voetnoot62
d'Aerdbodem dreunde en daverde, zoo wijt
De Noortbeer om den kreits des hemels rijt.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
De hel quam op van onder, droef, en zwarterGa naar voetnoot65
Dan eenigh Moor, en voerde Noor, en Tarter,
Den Moskovijt, en Rus, en Transilvaen,Ga naar voetnoot67
Sarmaet, en Got, en Sweed, en Deenen aen.
Men zagh'er Vranck, en Spanjaert, en de Britten,
70[regelnummer]
En Batavier, en Oostenrijck verhitten,Ga naar voetnoot70
Gans Neêrlant, en Hooghduitschlant, Hongersman,Ga naar voetnoot71
En Savoiart, en Sax in eedtgespan.Ga naar voetnoot72
Men zagh'er 't heir der krabbende Kroaten,Ga naar voetnoot73
Kozacken, en Litouwers uitgelaeten,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Gansch Pruissen, en gansch Lijflant in 't geweer.
Wie Mars niet woude aenbidden, scheen van eer
En brein berooft: zoo ruckenze in slaghorden
Gereedt, en heet, om hantgemeen te worden.
Op 't steecken van klaroen, en krijghstrompet,
80[regelnummer]
Op trommelslagh, en trommel wort de wet
Van vrêverbont en wapenstant gebroken.Ga naar voetnoot81
De heiren gaen elckandre fel bestoken,
En mengen al hun klaeuwen onder een.
De stofwolck rijst ten hemel op, die scheen
85[regelnummer]
Van pulver, stof, en roock, en smoock gesloten.
Een zee van bloet, ten adren uitgegoten,
Bedeckte 't lant, dat dreef, van doôn bezaeit.
De paertshoef maelt het zaet. de sabel maeitGa naar voetnoot88
| |
[pagina 710]
| |
Den korenoogst. de steên, en dorpen stonden
90[regelnummer]
In eene zee van vier. alle ackergrondenGa naar voetnoot90
Verbrandden tot den wortel toe aen asch.
Het vee verging, en leedt gebreck aen gras,
En hoy, en voêr. de waterstroomen dreven
Van lijcken. wat kon vlughten, berghde 't leven,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
In hol, speloncke, en woudt, en woestyny,
En schreide om hoogh, in 't vreeslijck moortgety.Ga naar voetnoot96
Op dat geschrey zagh Jupiter van boven
Ter tinne uit, van 't gestarnde hof der hoven,Ga naar voetnoot98
Vorst Anhalt, die 't gevaer der oorloghs tart,
100[regelnummer]
In 't midden der slaghordens diep verwart,Ga naar voetnoot100
Om Brandenburg, die onheil wenscht te schutten,Ga naar voetnoot101
Met zijnen arm gewapent t'onderstutten.
De koning van de Goden riep terstont
Zijn dochter, die het huwelijxverbont
105[regelnummer]
In kracht houdt, door haer minneprickelingen,
En Mars in 't woên kan toomen, en bedwingen.
De dochter komt voor haeren vader staen.
Hy spreecktze met dees rede ernsthaftigh aen.Ga naar voetnoot108
Vertrouden wy u niet de Duitsche stammen
110[regelnummer]
Door 't eeuwigh vier van uwe minnevlammen
Te houden in hunn' staet, van eeuw tot eeuw?Ga naar voetnoot111
Zijt gy 't niet, die het brullen van den leeu
Aen bant leght, en de zee en waterdieren
Ontvonckt door kracht van nimmer leschbre vieren?Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Hebt gy niet Mars gebreidelt, toen hy, zadt
Van moorden, aen uw schoonheit zich vergat?Ga naar voetnoot116
En slaept gy, nu het tijt is op te waecken?Ga naar voetnoot117
Al zitten wy te roer, om 's weerelts zaeckenGa naar voetnoot118
Te stieren door het hemelsche beleit;
120[regelnummer]
Noch moet de hooghste en OppermajesteitGa naar voetnoot120
Door middelen de staeten onderhouwen.
Het is uw ampt geslacht en huis te bouwen,Ga naar voetnoot122
De Vorsten door het onderling verbant
Te trouwen, mont aen mont, en hant aen hant.
125[regelnummer]
Zoo wistge, op mijn gebodt, de nabuurrijcken
| |
[pagina 711]
| |
Van Vrankrijck en Hispanje, in 't huwelijcken
Van Luidewijck aen d'Infantin, terstont
Te zoenen, en de legers van den grontGa naar voetnoot125-128
Te voeren in het barnen van de barenGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Der ondereengemengde wapenschaeren.
Of waentge dat d'aeloude stam en staet
Van Anhalt ons niet meer ter harte gaet?
Een stam, ons waert voor menigh hondert jaeren,Ga naar voetnoot133
Verheerlijckt door Keurhuizen, en in 't paerenGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
Zoo hoogh gezet? gelijck hem geensins d'eer
Van Saxenrijck, en zijn' gekroonden Beer
Ontstaet, noch ry van Hertogen, en Grooten.Ga naar voetnoot136-137
Wat zeggen wy? hy is uit u gesproten.
Vergeetge dus uw heiligh bloet, Askaen,
140[regelnummer]
Gewonnen by Anchises, den Trojaen;Ga naar voetnoot139-140
Daer Rome zelf, die grootste Monarchye,
Zoo hoogh op draeft, en voor haer heerschappyeGa naar voetnoot142
Dien stam bedanckt, en eeuwigh dancken zal,Ga naar voetnoot143
Dewijl dees zit te rade in 't Godental?Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Ga heene dan, vereenigh uw Askanje,
En 't keizers bloet van Adolf, daer OranjeGa naar voetnoot146
Niet van ontaert. misschien of, u ten prijs,Ga naar voetnoot147
Het jongste Troje uit zulck een paer verrijs';Ga naar voetnoot147-148
Zoo eens hun zoon de velttrompet hoor' steecken,
150[regelnummer]
Den vader, daer de Rijn van weet te spreecken,
En Donau, volge, en naerzette op den plasGa naar voetnoot151
Der Middelzee, en kome in 't harrenasGa naar voetnoot152
Den tulbant op, dat gansch KonstantinopelenGa naar voetnoot152-153
Van dootschrick 't hart in 't lijf beginn' te popelen.
155[regelnummer]
Dit is mijn wil. meer sprack hy niet. zy zweeft
Op vleugels van haer duiven heene, en streeftGa naar voetnoot156
Door wolck, en lucht, en strijckt ten lange lesteGa naar voetnoot157
| |
[pagina 712]
| |
Daer zich Georg, die voor 't gemeene beste
Der Duitschen street, na'et bloeden van den slaghGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Een schaduw zocht, in 't flaeuwen van den dagh.Ga naar voetnoot160
'tBezweete paert rontom hem heene weide.
De rusting, zwaert, en hellem, tusschen beideGa naar voetnoot162
Geslingert, van zijn lenden, zijde, en hooft,
Geblutst, geschaert, en meer dan eens geklooft,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Ontlasten hem, wien 't luste een poos te rusten.Ga naar voetnoot165
Zy sprack in 't endt: helaes, wat magh u lusten
Te worstelen met Mars? al oorlogseer
Genoegh behaelt. Uw stamhuis eischt wat meer
Dan wapenroof in kercken op te hangen.Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Uw jeught verslijt. gy gaet allengs de gangen
Der ouderen, die over de Jordaen
De stappen van hun paerden lieten staen.Ga naar voetnoot170-172
Zy hebben prijs in slagh op slagh verworven:
Maer geen zoo braef, die niet en is gestorven.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
De grafzerck deckt den allerstoutsten helt.
Uw jeught verslenst. uw vaders stamhuis smelt.Ga naar voetnoot176
Uw trots geslacht verwacht rechtschape loten
Uit zijnen stam, ter goeder tijt, gesproten.
Op op: u past een eedle minnevlaegh.
180[regelnummer]
Naer Hollant toe, daer 't strijtbre Gravenhaegh
Ten hemel heft zijn hof, en torenkruinen,
Uit bosch, en laen, waerande, en witte duinen.Ga naar voetnoot182
Daer spoorde ick u een schoonheit op, wel waert
Met eenen helt uit Duitschen stam gepaert.
185[regelnummer]
Een ridder moet altijt geen speeren breecken,Ga naar voetnoot185
In spel, of ernst; in 't perck den ring afsteecken:Ga naar voetnoot186
Vryaedje voeght den ridder na den strijt.
Het vechten en het huwen heeft zijn tijt.Ga naar voetnoot188
Wat sammelt gy? dit is u rechte gade.Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Ga heen: hou aen: mijn hemelsche genadeGa naar voetnoot190
Verzekert u van trouwe wedermin.
Ick ken den aert der eedle Keurvorstin,
Die zal by haer vrou moeder Amelye
| |
[pagina 713]
| |
U helpen door een zoete slavernye
195[regelnummer]
Aen dat gewenschte en kostelijck juweel,Ga naar voetnoot194-195
Uw halve ziel, uw toebescheiden deel.Ga naar voetnoot196
Zoo spreecktze. hy waeckt op uit zulcke droomen,Ga naar voetnoot197
Bekent dat dit van boven is gekomen,
By loting van 't almogend staetbeleit.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Hy rijt dan heen, verzoeckt, houdt aen, en scheitGa naar voetnoot200
Niet zonder hoop, tot dat de dagh geboren,Ga naar voetnoot201
Gansch Groeningen den bruiloftsgalm magh hooren,Ga naar voetnoot202
De wedergalm in Hollant antwoort geeft.
Maer Venus, die geduurigh groeit, en leeftGa naar voetnoot204
205[regelnummer]
In aenteelt van de vorstelijcke stammen,
Verdroot het dat de gloet van haere vlammen
Te traegh geraeckte aen 't wercken; hierom nam
Zy voor een lucht van minne t'AmsterdamGa naar voetnoot207-8
t'Ontvoncken, en den nadruck van het trouwenGa naar voetnoot209
210[regelnummer]
Van 't vorstlijck paer met grooter hoop t'ontvouwen.
Op dit besluit, uit haeren troon gedaelt,
Wort Henriette, en Anhalt ingehaelt,
Gewellekomt van Aemstels burgervaderen,Ga naar voetnoot213
En 't gansch stehuis, daer al de Goôn vergaderen,
215[regelnummer]
En Godtheên van 't gezegende geslacht.Ga naar voetnoot214-215
Hier worden 's lants triomfen opgebraght,Ga naar voetnoot216
Door Frederick zoo menighmael bevochten;
Zoo veele steên verovert, en gevlochten
Tot eenen krans van zege reis op reis;
220[regelnummer]
Hoe 't lant de kroon der vryheit met den pais
Wiert opgezet: en Maurits, hoogh geboren,Ga naar voetnoot221
Wort jongk, en laet zich op de bruiloft hooren,
Zoo rustigh of hy weder in BrezijlGa naar voetnoot223
Den handel, en verlaeten oorloghsstijlGa naar voetnoot224
225[regelnummer]
Hervatten woude, en al de Portugiezen
Zien stuiven in de bosschen, en de biezen,Ga naar voetnoot226
En 't suickerriet. zijn hart slaet weêr de trom.
| |
[pagina 714]
| |
Op 't voorspoock gaet de berckemeier om,
En wederom. zy zien den vrede in 't NoordenGa naar voetnoot228-29
230[regelnummer]
Opdaegen, niet met glimp en schijn van woorden,Ga naar voetnoot229-30
Maer in der daet. de Koningen vereent
Staen af al wat den nabuur wert geleent.
Prins Willem met een' blijden dronck bezegeltGa naar voetnoot233
Den Noortschen pais. de lust tot vrede regelt
235[regelnummer]
De maeltijdt, daer de twee gelieven vastGa naar voetnoot235
Verneemen hoe de gloet van minne wast
In 't bruiloften: want Venus [het is wonder,]
Houdt bruiloft met die beide, en weet zich onder
Het vryen in te laeten, eer men 't weet.Ga naar voetnoot238-39
240[regelnummer]
Onzichtbaerheit verstreckt haer bruiloftskleet.Ga naar voetnoot240
Vertoonde zy zich, als voorheen haer liefdeGa naar voetnoot241
Anchises op den Troischen oever griefde;Ga naar voetnoot242
Gy zoudtze zien zoo schoon, als d'uchtentzon;
Of toenze in strijdt den gouden appel won,
245[regelnummer]
En Pallas, en Jupijns gemael beschaemdeGa naar voetnoot245
In schoonheit, dat den rechter eeuwigh praemde,Ga naar voetnoot246
Schoon hy ten loon van 't vonnis, by beding,Ga naar voetnoot247
Met d'eerste bloem der schoonheên strijcken ging.Ga naar voetnoot248
Zy kan zich niet verzaden, nu Oranje
250[regelnummer]
Zal winnen, en vernieuwen met dien naem
Den ouden tijdt, zoo dickwijl door de Faem
In top gevoert, in vaerzen opgezongen,
Eeu in eeu uit, by puick van dichters tongen.Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Gebeurt het dat die wenschelijcke vrucht,
Te zaejen in deze Amsterlantsche lucht,
Den kam des helms eens koome om hoogh te steecken;
Hoe wil de geest der dichteren uitbreecken,Ga naar voetnoot258
Gelijck een stem door kopre boghten wringt
260[regelnummer]
Van een trompet, waer op de zangbergh springt,Ga naar voetnoot260
En triomfeert. dan wil by vaerzen blijckenGa naar voetnoot261
Wat Anhalt al beschrijft in zijn kronijcken,
| |
[pagina 715]
| |
En Nassau, en Oranje: daer een stijl
Toe wort vereischt, die opdraeft, als Virgijl,Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Belust om zee, gelijck een stroom, te winnen,Ga naar voetnoot265
En Cesar, en August op 't heerlijckst binnen
Out Romen in te voeren, op den toonGa naar voetnoot267
Van puicklatijn, Homeer naer zijne kroon
Te steecken met dien schilt, zoo rijck gedreven,Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Tot glori van Eneas groote neven.Ga naar voetnoot270
De dochter van Jupijn bespiet al stil
Hoe 't lieve paer twee harten, zin, en wil
In een smilt; hoe twee stommen t'zamenspreecken.Ga naar voetnoot273
De moeder kan verneemen uit elck tekenGa naar voetnoot274
275[regelnummer]
Van oogen, en gebaer haer dochters zin.
Nu wortze noch gedachtigh hoe de minGa naar voetnoot276
Haer noopte, toen zy HENRICK met verlangenGa naar voetnoot277
Ontharnast in haere ermen plagh t'ontfangen,
Te koesteren, zoo dick hy uit den slaghGa naar voetnoot279
280[regelnummer]
Zich zelf in 't git van haer schoone oogen zagh,
En zy den stam van NASSAU zocht te queeckenGa naar voetnoot281
Door telgen, die den vader niet bezweecken,Ga naar voetnoot282
Daer d'afkomst nu, voor wie zich 't raethuis buight,
Tot vreught des volx, zoo levend van getuight.Ga naar voetnoot283-84
285[regelnummer]
MARIA ziet haer zuster aen by vlaegen,Ga naar voetnoot285
En heeft meer lust te vliegen, en te jaegenGa naar voetnoot286
Met haeren boogh, den koker op den rugh,
Naer hinde, en hart, en, altyt even vlugh,
In vryheit hof, en weerelt te vergeeten,
290[regelnummer]
Dan dus, geboeit aen Venus goude keten,
Haer ga te zien naer d'oogen, en den mont.
Zy achtze wijs, die hier noit smaeck in vondt.
De zon is laegh gedaelt, de schim, aen 't groeien,Ga naar voetnoot293
Voert ree 't gestarnte in top, en wy vermoeienGa naar voetnoot294
295[regelnummer]
De Vorstenbruit, en Bruigom met dien zang.
De bruiloftstoon valt Venus oock te lang.
| |
[pagina 716]
| |
Het lust haer nu die beide voor te lichten
Naer 't groen prieel van myrten, daer gedichten
Verstommen, en de krijgh, die 't leven voedtGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Den helt verwacht. op dit betrouwen moetGa naar voetnoot300
Uw huwelijck al 't rijck tot heil gedyen,
De waerheit van mijn wit en profecyenGa naar voetnoot302
Bezegelen, eer 't maenlicht, ongestuit
Voortvaerende, zijn zilvre glanssen sluit
305[regelnummer]
Tot negenwerf in een volkome ronde.Ga naar voetnoot303-305
Gaet heene: heelt de zoete minnewonde
Met balssem, die de dochter van Jupijn
Gelieven schenckt: en laet de zonneschijn
Op morgen zien in d'oogen van MevrouweGa naar voetnoot309
310[regelnummer]
Dat zy bedyt by 's bruigoms liefde, en trouwe.Ga naar voetnoot310
Dit zong ick in de vreught van 't algemeen,Ga naar voetnoot311
Toen vryheer Graef, en Ridder Maerseveen,
Heer Spiegel, en van Hooren al de Goden,
En Godtheên van Oranje en Nassau nooden
315[regelnummer]
Op 't heerlijck feest van Anhalt en zyn Bruit,Ga naar voetnoot312-15
Zoo schoon gelyck de kroon op 't raethuis sluit.Ga naar voetnoot316
| |
Bruiloftsliedt.aant.Ga naar voetnoot*
Op de wijze van Prins Robert is een &c.
1.
Toen Alexander Grieckenlant
En Persen troude aen een,Ga naar voetnoot1-2
Nam hy de Joffers by de hant.
De tent viel hem te kleen
5[regelnummer]
Voor hondert bruigoms, hondert bruits.
Wy volgen 's konings trant,
Goet ront, goet Zeeusch, in Nederduytsch.Ga naar voetnoot7
Wy zingen hant aen hant.
| |
[pagina 717]
| |
2.
Hy zongze voor: zy zongen na:
10[regelnummer]
Hier heeft het oorlogh uit.Ga naar voetnoot10
Wy winnen 't rijck, tot niemants scha,
Noch vlammen op vrybuit.Ga naar voetnoot12
Wy houwen, noch wy kerven niet.
Wy staen naer niemants bloet.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Het is al blyschap wat men ziet.
Wat smaeckt dees bruiloft zoet!
3.
Hoe past mijn hooft dees rozekrans,
Noch schooner dan mijn kroon!
De bloemen geven eeler glans
20[regelnummer]
Dan 't gout van 's Keizers troon,
Dan steenen, dan karbonkelgloet.
Gesteente geeft geen' geur,
Als rozen, met Adonis bloetGa naar voetnoot23
Besprengkelt deur en deur.
4.
25[regelnummer]
Die rozekrans draeght Venus zelf
Te Pafos op 't altaer,Ga naar voetnoot26
Wanneer feestoenen 't kerckgewelfGa naar voetnoot27
Vercieren jaer op jaer,
In 't hartje van den koelen May,
30[regelnummer]
Daer zich met myrteblaênGa naar voetnoot30
De jeught bekranst, die rey by rey
Haer offert duif en zwaen.Ga naar voetnoot32
5.
Zoo Henriette dit gevalt,Ga naar voetnoot33
En Anhalt haer behaeght,
35[regelnummer]
Ick wedt hy merckt aen bruits gestalt,
Eer 't morgen wort, en daeght,
Dat zy haer vader Frederyck
Verwacht in eene vrucht,Ga naar voetnoot37-38
Tot een getuige, en klaere blijck
40[regelnummer]
Van d'Amsterlantsche lucht.
J. v. Vondel.
|
|