De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 602]
| |
De Tooneelpoezyaant.aant.Ga naar voetnoot*
Aen de edele Heeren Mecenaten,
Burgermeesters en Regeerders t'Amsterdam.
Toen men toereede om Salmoneus in den doorluchtigen Schouburgh ten tooneele te voeren.
Cantantes sublime ferent ad sidera cycni. De Fenixkunst, gezien by alle braven,Ga naar voetnoot1
En wijzen, houdt haer hof alom, en zweeft
Alle eeuwen door, van d'eene in d'andre haven,
En sticht de ziel, die lust tot wijsheit heeft.
5[regelnummer]
Elize hieuw geweldige kolommenGa naar voetnoot5
Uit rots, en bouwde een' Schouwburgh in haer stadt,
En trots tooneel, op dat de kunst moght brommenGa naar voetnoot7
Met Sydons pracht, en koningklijcken schat:
De heerschappy van Tyrus burgh en sloten,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die Rome zo veel jaeren stont in 't licht,
Zagh hier de rol der maghtigen en grooten
Afrollen op hooghdravend treurgedicht:Ga naar voetnoot12
Het Raethuis, dat den Schouwburgh op holp bouwen,Ga naar voetnoot13
Daer d'Oceaen zijn schatten voert in 't Y,
15[regelnummer]
Verschijne om nu Salmoneus val t'aenschouwen,
Den spiegel van verwate hoovaerdy.Ga naar voetnoot16
| |
[pagina 603]
| |
't Gewaerdigh' zich van zijne hooge trappen
Te daelen, om 't gestoelte te bekleên,Ga naar voetnoot18
Daer wy gelaerst op lucht en wolcken stappen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En in het zogh der Godendommen treên.Ga naar voetnoot20
Zo durven wy ons treurtooneel stoffeeren
Met rijcker glans en staetsi dan voorheen,
In 't aenschijn van zo brave VoesterheerenGa naar voetnoot23
Van kunst en geest, als oit de zon bescheen.
25[regelnummer]
Al dondert Mars, al schockt hy nu de hoope
Der maghtigsten, van 't een aen 't ander strant,
Al mengelt hy de wapens van Europe,Ga naar voetnoot25-27
Noch leeft de kunst in 't bloeiende Aemsterlant.
De Bouwkunst wort ten hemel opgetrocken.
30[regelnummer]
De zeeburgh, 's lants afgrijslijck magazijn,Ga naar voetnoot30
Rijst hemelhoogh, op stadts hergote klocken,Ga naar voetnoot31
Op 't klincken van haer gout en zilvermijn.Ga naar voetnoot32
De zeemaght zit hier vaster op den zetel,
Gewapent met haer oorloghstuigh, en vaen,
35[regelnummer]
Ten bystren schrick des zeevloecks, die vermetelGa naar voetnoot35
Een keten smeet voor al den Oceaen.
Wy hoopen haest in 'slants triomf te deelen,Ga naar voetnoot37
Als 't waterspoock, dat 's lants triomf benijt,Ga naar voetnoot38
Geketent aen uw drijvende kasteelen,
40[regelnummer]
Wort nagesleipt, en schuimbeckt, dol van spijt.
Laet midlerwijl den yver u behaegenGa naar voetnoot40-41
Der honighby, die nektar zuight uit tijm,
En brommende volhardt in 't honighdraegen.Ga naar voetnoot43
Zo hanthaef Godt den zeebouw op ons rijm.Ga naar voetnoot44
J. V. VONDEL.
|
|