De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe CXXVI. Harpzang.Ga naar voetnoot*Nisi Dominus aedificaverit domum. 't Is al vergeefs den bouw betracht,Ga naar voetnoot1
Zoo Godt het huis niet bouwt.
't Is al vergeefs gewaeckt by nacht,
Zoo Godt de stadt niet houdt,
5[regelnummer]
En waeckt, en zelf op schiltwacht staet.
Wat baet het dat gy rijst,
In 't kriecken van den dageraet?
Gy die uw' honger spijst
Met kost en nootdruft, al te zuur
10[regelnummer]
Gewonnen, nat bezweet,
Gaet rusten, en verpoost natuur:
Dan rijst, en houdt u reedtGa naar voetnoot12
Om 't arrebeiden: want Godts troonGa naar voetnoot8-13Ga naar voetnoot13
Zijn vrienden rust bestelt.
15[regelnummer]
Des lichaems vruchten, 's moeders kroon,Ga naar voetnoot15
De zoonen, die men telt
En rekent onder 't errefpant
| |
[pagina 532]
| |
Des Heeren, zijn gelijck
De pijlen, van een schutters hant
20[regelnummer]
Gelost, tot heil van 't Rijck.Ga naar voetnoot20
Hoe zegenrijck is zulck een man,
Die zijnen wensch beleeft
Aen manbaere afkomst: schoon hem danGa naar voetnoot23
Zijn vyant wederstreeft,
25[regelnummer]
En daghvaert in het poortgericht;
Hy zwicht niet, want hy wort
Verdaedight door der zoonen plicht,
En niet in Recht verkort.Ga naar voetnoot23-28
|
|