De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 530]
| |
De CXXV. Harpzang.Ga naar voetnoot*In convertendo Dominus captivitatem. In 't ommezwaejen van d'elendeGa naar voetnoot1
Des kerckers, onder onbekende
En wreede en wrevele Chaldeen,Ga naar voetnoot3
Daer wy een ry van jaeren zaten,
5[regelnummer]
En droegen 't juck van die ons haeten,Ga naar voetnoot2-5
Was 't hooghtijt onder ons Hebreen.Ga naar voetnoot6
Elck riep: nu lacht vry dat het schaterGa naar voetnoot7
Tot aen d'Eufraet, en over 't water,
Dat ons de ketens sleipen zagh.Ga naar voetnoot8-9
10[regelnummer]
Hoe ging de mont van oude en jongen!
Hoe danste blyschap op de tongen!
Wat was ons dit een blijde dagh!Ga naar voetnoot10-12
De heiden stack, aen andere oorden,
Met alle volcken, die dit hoorden,
15[regelnummer]
Aldus zijn keel op, ring by ring:Ga naar voetnoot15
Gewis de vader der HebreeuwenGa naar voetnoot16
Heeft endelijck verhoort het schreeuwenGa naar voetnoot17
Des zoons, verdruckt van Babels kling.Ga naar voetnoot18
Hy heeft verheerlijckt dien verkooren,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En eenigen en outstgeboren.
Zoo deed hy zeker. deze deughtGa naar voetnoot20-21Ga naar voetnoot21
En weldaet heeft hem Godt geschoncken,
Daer hy in d' ijzers lagh gekloncken.
Godt zelf is d' oirzaeck van zijn' vreught.Ga naar voetnoot22-24
25[regelnummer]
Hy slaecke 't overschot der luiden
Met kracht, gelijck de wint van 't zuiden
Den boezem van de beecken vult,
Met water oppropt, datze stroomen,
En loopen over kant en zoomen:
30[regelnummer]
Aldus ontboey' hy 's volx gedult.Ga naar voetnoot25-30
| |
[pagina 531]
| |
Keert weêr, nu Godt u 't padt komt baenen
Naer Sion. schroomt niet zaet van tranen
In d'oude kampen, lang verwoest,Ga naar voetnoot33
Geduldigh op een nieuw te zaejen:Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Van 't zaet der traenen zult gy maejen
Een' oegst van vreught, een' gouden oegst.Ga naar voetnoot31-36
't Valt hardt, 't is waer, zoo lang te bejen,Ga naar voetnoot37
Met traenen 't velt te gaen besprejen,
Op hoop van die gezegende uur:Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Maer weest getroost uw wensch te derven:
Gy zult, na'et keeren, uwe gervenGa naar voetnoot41
Met winste opleggen in de schuur.Ga naar voetnoot37-42
|
|