De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 529]
| |
De CXXIIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*Qui confidunt in Domino. Wie vast en sterck op Godt betrouwt,
En, als Godts knecht,
Zijn burgerrecht
In Godts Jerusalem behoudt,
5[regelnummer]
Staet vast en pal, als Sions rots,
d' Oneindigheit des tijts ten trots.Ga naar voetnoot1-6
Jerusalem is om en om
Belegert van
Het berghgespan:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En Godt, het hooft van 't Engelschdom,Ga naar voetnoot10
Leght om zijn volck in 't ront gespreit,Ga naar voetnoot11
Van nu af tot in eeuwigheit.
Hy laet den scepter van den haet
Noch 's boozen maght
15[regelnummer]
Het vroom geslacht
Niet drucken, zonder toeverlaet,
Op dat het niet tot boosheit sla,
En endelijck verloren ga.
Bejegen, Heer, het oprecht hartGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Der vroomen zacht.
Wie van zijn wacht
En plicht wijckt om gelede smertGa naar voetnoot22
Wil Godt verdelgen met de quaên.Ga naar voetnoot23
Godts erfdeel zal in vre bestaen.Ga naar voetnoot24
|
|