De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe CXXII. Harpzang.Ga naar voetnoot*Ad te levavi oculos meos. Alziende, die in de hoogen
Des hoogen hemels zit,
Ick heffe van hier mijne oogen
Naer u, mijn eenigh wit.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Van u verwacht
Ick, dagh en nacht,
Alleen mijn heil, en troost, en kracht:Ga naar voetnoot4-7
Want even als dienaers pleegen
Te zien naer 's Heeren hant,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
De dienstmaeght verwacht den zegen
Van haerer vrouwen kant,Ga naar voetnoot11
Dus oogen wy
Op Godt, dat hy
Ons uit gena genadigh zy.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ontferm u, ontferm u over
Ons allen, ieders smaet:
Noch hoont ons de rijcke groverGa naar voetnoot17
Door trots, en overdaet,
En ydelheit,
20[regelnummer]
Die hem misleit,
Zoo dat zijn tong de deught miszeit.Ga naar voetnoot21
|
|