De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 439]
| |
De LXXXIIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*Benedixisti, Domine, terram. Gy hebt, o goede vader, weder
Het eertijts bloejend lant
Herstelt in zijnen eersten stant,Ga naar voetnoot3
Na dat de vyant alles neder
5[regelnummer]
Gevelt had, volck en oegst
Geplondert, en verwoest.
Nu bloejen bergh, en dal, en steden,
En beeck, en beemt, en bosch.
Uw stamhuis gaet nu, vry en los
10[regelnummer]
Van boey en keten, heenetreden,
Verlost van 's vyants juck,
Na zoo veel smert, en druck.Ga naar voetnoot1-12
Gy hebt 's volx misdaet quijt geschouden,Ga naar voetnoot13
Het hart, van schult bevleckt,
15[regelnummer]
Met uw genade en gunst bedeckt,Ga naar voetnoot14-15
Uw gramschap by den toom gehouden.Ga naar voetnoot16
Gy keerde uw roede en strafGa naar voetnoot17
Van Jakobs lenden af.
Behoeder van uwe eige stammen,
20[regelnummer]
Behoe toch in 't gemeen
Ons van uw wetperck t'overtreên.Ga naar voetnoot20-21
Gy zult voortaen u niet vergrammen.
Keer af, ten zoen geneight,
Den vlegel, die ons dreight.Ga naar voetnoot19-24 Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Zoude uwe gramschap, eens ontsteecken,Ga naar voetnoot25
Dus branden zonder endt,Ga naar voetnoot26
Als in zijn eigen element,
Om d' oude schulden, en gebreecken?Ga naar voetnoot28
En breitge uw gramschap uit
30[regelnummer]
Van stamme in telge en spruit?
| |
[pagina 440]
| |
Gy zult, o Godt, niet meer gestevenGa naar voetnoot31
Van uw verbolgenheit,Ga naar voetnoot32
Maer van genade eer aengeleit,Ga naar voetnoot33
Ons eenen nieuwen adem geven.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Uw volck, niet langer schuw,Ga naar voetnoot35
Herschept zijn vreught in u.
Ontvouw ons uw bermhartigheden.Ga naar voetnoot37
Voltoy voltoy in 't kortGa naar voetnoot38
Wat aen ons eeuwigh heildom schort.Ga naar voetnoot36-39Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Mijn hart zal luistren naer Godts reden,Ga naar voetnoot40
Dewijl hy uit zijn wolck
Den vre bazuint voor 't volck;
Den vre der heilige erfgenooten,Ga naar voetnoot43
Wier harten zijn verzet.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Godtvruchtigen wort in 't gebedtGa naar voetnoot45
Het lang beloofde heil ontslooten.
Zoo houdt Godts glori stant
In ons gezegent lant.
Rechtvaerdigheit en Vrede groetenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Elckandre, mont aen mont.
Men ziet Bermhartigheit, gewont
Van Liefde, Waerheit heusch gemoeten,Ga naar voetnoot51-52
Gerust, en heel vernoeght,
Als twee gezustren voeght.Ga naar voetnoot53-54
55[regelnummer]
De Waerheit spruit met vreught uit d' aerde.
Rechtvaerdigheit ten toonGa naar voetnoot56
Ziet neêr uit haeren hoogen troon.
Godts goetheit zal, zoo 't aerdtrijck baerde,Ga naar voetnoot58
Verheugen onze lucht
60[regelnummer]
Met een gewenschte vrucht.
| |
[pagina 441]
| |
Rechtvaerdigheit schijnt voor Godt heenen.
Zy straelt van 's hemels zon,
Der heldre lichten aêr en bron,
En baent den wegh met haere beenen,
65[regelnummer]
In 't onverlichte dal,Ga naar voetnoot65
Voor d'eeuw, die volgen zal.Ga naar voetnoot61-66
|
|