De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe LXXXII. Harpzang.Ga naar voetnoot*Deus, quis similis erit tibi. O Almaghtige, eer van 't eeuwigh Rijck,
Wie is u gelijck,
In gewelt, en kracht,
Dapperheit, en maght?Ga naar voetnoot2-4
5[regelnummer]
Zwijgh nu langer niet.
Let op ons verdriet:Ga naar voetnoot6
| |
[pagina 435]
| |
Want uw vyant steeckt met luid geruchtGa naar voetnoot7
't Hooft op in de lucht,
Houdt erghlistigh raet,
10[regelnummer]
Brouwt verraet in staet,Ga naar voetnoot10
Vlamt op ons bederf,
Dreight uw heiligh erf.
Hoorze roepen: mannen, ruckt by een.
Nu verdelght hun steên,
15[regelnummer]
Volck, en vee, en stal,Ga naar voetnoot14-15
Dat niet een van al,
In gansch Israël,
Blijf, die 't na vertell'.
Och, zy zweeren alle uit eenen montGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Tegens uw verbont.Ga naar voetnoot20
't Idumeesch tapijt,Ga naar voetnoot21
Ismaël, vol spijt,Ga naar voetnoot22
Treên in een verbant,
Zweeren hant aen hant:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Moab, zoon van Loth, en Agars bloet,Ga naar voetnoot25
Gebal, Ammon wroet
Mede in dit besteck,Ga naar voetnoot26-27
Neffens Amaleck,
Palestijner me,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En Tyrier aen zee.Ga naar voetnoot30
Assur treckt met d'afkomste aen van LothGa naar voetnoot31
Tegens Jakobs Godt.
Strafze als Madian,Ga naar voetnoot33
Sisara, en danGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Alsge aen Cissons kantGa naar voetnoot35
Jabin velde in 't zant:
Daerze t'Endor streefden, droef en straf,Ga naar voetnoot37
| |
[pagina 436]
| |
Zonder zerck, en graf,
d'Aerde d'aders dronck,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Het gebeente stonck
Van zoo menigh helt
Voor den wint in 't velt.Ga naar voetnoot38-42
Trefze, en slaze, als Gedeon zoo vroegh
Seb en Oreb sloegh,
45[regelnummer]
En Vorst Sebea,
Neffens Salmona,
Al met hun geweerGa naar voetnoot47
Trots gevelt ter neêr.Ga naar voetnoot43-48
Trefze, als gy wel eer de Vorsten troft,
50[regelnummer]
Daer de boosheit stoft.Ga naar voetnoot50
Wroet vry Sion omGa naar voetnoot51
Met zijn heilighdom.
Wint vry Jakobs steên,
Als uw erflijck leen.
55[regelnummer]
Stercke Godt, nu draey hen, als een radt.Ga naar voetnoot55
Waeize, als kaf langs 't padtGa naar voetnoot56
En het velt gezwint
Heenvlieght voor den wint,
Dat 'er endtlijck niet
60[regelnummer]
Niet van overschiet'.Ga naar voetnoot59-60
Als de vlam een' bergh, het vier een woudt
Weghbrant, fel en stout,
Zultge in 't onweêr van
Uwe gramschap man
65[regelnummer]
Ros en wagen voortGa naar voetnoot65
Dempen, root van moort.Ga naar voetnoot66
Waeck eens op, en stelze om uwen hoon
Schaemroot klaer ten toon,
Op datze uw naems eer
70[regelnummer]
Zoecken meer en meer.
Laetze schaemroot staen,
Die uwe eer verraên.
Heer, verstroize in schande eeuw in, eeuw uit.
| |
[pagina 437]
| |
Dempze om 't loos besluit,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Dat de blinde rotGa naar voetnoot75
U aenbidde, als Godt,
d'Eerste maght alleen,
Om al 't aerdtrijck heen.
|
|