De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 413]
| |
De LXXIIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*Confitebimur tibi, Deus. Wy willen u, o Godt belijden,
Belijden, u ten prijs,
Uw' naem aenroepen t'allen tijden,
O, Almaght, goet, en wijs.
5[regelnummer]
Wy willen uwe wonderwercken,
Zoo wijt alom gespreit,
Trompetten. als de tijt zijn vlercken,Ga naar voetnoot7
Zeght Godt, heeft afgeleit,Ga naar voetnoot7-8
Zal ick rechtvaerdigh vonnis vellen,
10[regelnummer]
En scheiden goet, en quaet,
Elck zijnen rechten loon bestellen.
De gansche weerelt staet
Gesmolten in begeerlijckheden,
Bedorven in den aert,
15[regelnummer]
Met haere inwoonders daer beneden:
Doch zijt geensins bezwaert:Ga naar voetnoot12-16
Ick heb bevestight die pylaren,
Waeraen op zulck een' dagh
De bloem, gezift uit alle schaeren,
20[regelnummer]
Zich veiligh houden magh,Ga naar voetnoot17-20
'K vermaende alom die godeloozen:
Ay staeckt uw onrecht toch,
Gy adderengebroet, en boozen,Ga naar voetnoot23
Houdt op uw horens nochGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Te kanten tegens 't alvermogen.Ga naar voetnoot24-25
Verheft uw horens niet
Zoo trots, ten schimp van 's hemels boogen.Ga naar voetnoot27
Betoomt uw tong, en ziet
Eerst wat gy spreeckt. ay terght den torenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Des hemels niet, wanneer
Gy lastert, en d'alhoorende ooren
Te na spreeckt, en Godts eer:Ga naar voetnoot28-32
Want oost, noch west, noch woeste bergen
| |
[pagina 414]
| |
U niet bedecken voor
35[regelnummer]
Den rechter, die zich niet laet tergen,
En alle nevels door
Kan dringen met zijne alziende oogen,Ga naar voetnoot33-37
Hy zet den eenen af,
En komt den anderen verhoogen.
40[regelnummer]
Hy grijpt den kelck van straf
En wraeck, vol bittren wijn geschoncken,
En droessem, schenckt rondom.Ga naar voetnoot40-42Ga naar voetnoot42
Het grontsop is niet uitgedroncken.Ga naar voetnoot43
De boosheit zal alom
45[regelnummer]
Dien kelck van wraeck noch moeten zwelgen,
Zoo wijt de weerelt streckt.
Ick zing doorgaens voor Jakobs telgenGa naar voetnoot47
Godts lof, noch noit bevleckt.
De hooghste Rechter wringht de hoornenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Den booswicht uit het hooft,
Verheft den kam der uitverkoornen,Ga naar voetnoot51
Gelijck hy heeft belooft.
|
|