De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe LXIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*Exaudi, Deus, orationem meam. O Godt, verhoor nu mijn gebedt,
Wanneer ick smeecke en roepe, redt
Mijn ziel, ontslaze van de plaegen
Des vyants, die my komt belaegen.
5[regelnummer]
Gy hebtze menighmael bewaert
Voor zijnen bloetraet, stil vergaert,Ga naar voetnootvs. 6
Om uit te wercken zijne boosheit.
Zy wetten, listigh en vol loosheit,
Hun tonge, scherper dan een zwaert,
10[regelnummer]
En spanden, stout en onvervaert
Alle eens gezint, de taeje boogen,
[Een bittre zaeck] naer hun vermgenGa naar voetnoot12
In 't heimlijck, om met beetre kans
Het hart des onbevleckten mans
15[regelnummer]
Te raecken, eer hy 't kon beseffen.Ga naar voetnoot15
Zy zullen onverhoedt hem treffen,Ga naar voetnoot16
En niet eens schricken voor dat stuck.Ga naar voetnoot17
Zy hebben tot zijn ongeluck
Het heiloos vonnis ree begreepen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En spraecken, listigh en geslepen,
Of zy hun looze stricken noch
Verbloemen konden met bedrogh:
Wie zal dit mercken? z'onderstondenGa naar voetnoot23
| |
[pagina 380]
| |
Te polssen ofze een dootschult vondenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
In zijnen omgang, eene smetGa naar voetnoot25
In zijnen wandel, tret op tret;
Maer polsten ydel, als de blinden,
En konden geene verwe vinden,
Die hun verraet een verwe gaf.Ga naar voetnoot27-29Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
d'Onnoosle troost zich deze straf,Ga naar voetnoot30
Geeft Gode prijs, en wenscht dat d'eere
Des Oppersten hier door vermeere:
Dus recht dit gruwzaem moortbesluitGa naar voetnoot33
Niet meer dan kinderpijlen uit.
35[regelnummer]
Zy worden door hunne eige tongen
Veroordeelt, en met kracht gedwongen
t'Ontschuldigen d'onnozelheit.Ga naar voetnoot37
Zy staen verbaest, nu hun beleitGa naar voetnoot38
Te kort schiet, moeten al te zamen
40[regelnummer]
Zich voor het oogh der menschen schaemen,
Die 't zien, en mercken. ieder vlught,
En vreest, en beeft op dit gerucht.
Men hoort Godts wonderwercken donderen.
Nu kennen zy de groote wonderen
45[regelnummer]
Van zijne daeden. d'uitkomst leert
Hoe Godt het al tot glori keert.
Nu zullen alle oprechte vroomen,
Verheught in Godt, geen haeters schroomen.Ga naar voetnoot48
Zy zullen hoopen op de wacht,
50[regelnummer]
Die schiltwacht houdt voor 't vroom geslacht,Ga naar voetnoot49-50
En alle oprechten, hier verschoven,
Den naem des Allerhooghsten loven.Ga naar voetnoot45-52
|
|