De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 298]
| |
De XXXI. Harpzang.Ga naar voetnoot*Beati quorum remissae sunt. Wel zaligh magh men zulck een' houden,
Wiens schulden God heeft quijtgeschouden;Ga naar voetnoot2
Wiens misdaên Godts gena bedeckt.
Wel zaligh, wien betaeling streckt,
5[regelnummer]
Dat Godt hem geen verloop toereken,Ga naar voetnoot4-5Ga naar voetnoot5
En in wiens geest geen valscheên steecken.
Om 't zwijgen van mijn boos geweeten
Is mijn gebeent verout, versleeten;
Terwijl ick kreet den dagh ten endt.
10[regelnummer]
Ick voelde en kende mijne elendt,
Toen dagh en nacht uw hant uit torenGa naar voetnoot11
My druckte, en prickte, als met een' doren.
Ick heb mijn zwaer vergrijp beleden,
En u mijne ongerechtigheden
15[regelnummer]
Niet meer verborgen. 'k sprack: welaen
Ick wil my zelven melden gaen,Ga naar voetnoot16
En Gode ontvouwen al mijn boosheit:
En gy vergaeftme mijn godtloosheit.
Hierom zal elck, geneight te boeten,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
By tijts zich worpen voor uw voeten,
Eer hem de springvloet heeneruck'.
Gy zijt mijn toevlught, als my druck
Omringt. mijn blyschap, helpme dringen
Voor al die my met maght omringen.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
'K zal uw verstant, zeght Godt, verwecken,Ga naar voetnoot25
En dezen wegh, dien gy moet trecken,
U komen wijzen van omhoogh.
Ick zal met mijn zorghvuldigh oogh
U naerstigh gaslaen, en regeeren,
30[regelnummer]
En nimmer 't aenschijn van u keeren.
| |
[pagina 299]
| |
Slacht paert noch muil, van reên versteecken.Ga naar voetnoot31
Betoom en breidel dees gebreken
Der woesten, die u tot geen wit
Verkiezen, met een montgebit
35[regelnummer]
En muilprang. zondaers moeten bloeden,Ga naar voetnoot32-35Ga naar voetnoot35
Als Godt hen geesselt met veel roeden.
Maer Godts gena, voor vroomen open,
Omlegert hen, die op hem hoopen.Ga naar voetnoot38
Verheugh, verbly u in den Heer,
40[regelnummer]
Rechtvaerdigh volck, en wien men meer
Vroomhartigh en oprecht magh noemen,
Gy mooght op Godt met reden roemen.
|
|