De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe XXVIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*Adferte Domino, filii Dei. Gy die Godts kinders zijt geworden,
Treet aen, treet aen:
Treet aen, een ieder op zijne orden,
Langs d'offerbaen.
5[regelnummer]
Brengt Gode uw zuivere offerhanden,
En bock, en lam,
Brantoffers om tot asch te branden
In d'outervlam.
Brengt alle eenstemmigh Godt den Heere,
10[regelnummer]
Vol majesteit,
Zijne offerhanden, hem ter eere,
Uit danckbaerheit.
Brengt prijs en eer en lof alt'samen
Den Heere alleen,
15[regelnummer]
Wiens naem verdooft alle andre naemen
By zijn Hebreen.
Aenbidt hem in zijn heilighdommen,
In zijne tent,
Wiens stem alle andre hoort verstommen,
20[regelnummer]
Aen's weerelts endt.Ga naar voetnoot1-20
De stem der Godtheit hoort men klateren,
Op zee en stroom.
| |
[pagina 289]
| |
Zy dondert schricklijck, houdt de wateren
Door schrick in toom.
25[regelnummer]
Godts stem heeft nadruck en vermogen,
Als hy zich wreeckt.
Godts stem klinckt heerlijck uit den hoogen,
Wanneer hy spreeckt.
Godts stem kan hemelhooge cederen
30[regelnummer]
Ter aerde slaen,
Kan Libans cederbosch vernederen,
Waer boomen staen.
Zy maeltze aen stof. de boomen spartelen,
In lucht en zon,
35[regelnummer]
Als 't kalf op Liban danst by dartelen,
Als Sarion,
En zijne eenhorens veulens springen.Ga naar voetnoot33-37
Godts stem om hoogh,
Als vier, door wolcken heen kan dringen
40[regelnummer]
Uit 's hemels boogh.
Zy berst met weêrlicht uit, en blickert,
En straelt en licht
Met blixemstraelen, gloeit en flickert
In ons gezicht.
45[regelnummer]
De stem der Godtheit treft de heide,
En wildernis.
De stem der Godtheit schept een weide,
En ackerdisch:
Daer Kades, zonder groen en lover
50[regelnummer]
En overvloet,Ga naar voetnoot49-50
Geen voedtsel schiet voor dieren over,Ga naar voetnoot51
Noch menschen voedt.Ga naar voetnoot45-52
Godts stem de hinden helpt aen 't baeren,
Na baerens wee.Ga naar voetnoot53-54
55[regelnummer]
Zy dringt door schaduw, loof en blaeren,
| |
[pagina 290]
| |
Van ste tot ste.Ga naar voetnoot56
De danckbren spoeden naer Gods drempel,
En kroonen hem
Met lofzang in zijn' heugen tempel,
60[regelnummer]
Met hart en stem.
De Godtheit giet, na 'et lange tergen,Ga naar voetnoot61
Een' springvloet uit
De wolcken, en verdrinckt de bergen,
Daer 't zwerck op stuit.Ga naar voetnoot61-64
65[regelnummer]
Hy zal, als Koning, oock regeeren
Op zijnen troon,
En eeuwigh alles reguleerenGa naar voetnoot67
Naer 's hemels toon.
Hy sterckt zijn volck en erfgenooten
70[regelnummer]
Uit zijn palais,
En zegent eeuwigh Jakobs lotenGa naar voetnoot71
Met vrede en pais.
|
|