De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 276]
| |
De XXIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*Domini est terra. Al d'aertboôm, en wat d'aertboôm in zijn paelenGa naar voetnoot1
En ronden ring besluiten kan alom,Ga naar voetnoot2
Oock mensch, en dier, die daer hunn' adem haelen,
't Is altemael Godts goet en eigendom:
5[regelnummer]
Want Godt is zelf de Schepper aller dingen.
Hy bouwde op zee dat wonderbaer gebouw,Ga naar voetnoot6
En wist het meir met duin en strant te dwingen,
Op dat de mensch dit ront bewoonen zou.Ga naar voetnoot7-8
Maer och, wie zal den bergh des heils beklimmen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En veiligh staen in 's hemels Heilighdom,
Daer Serafijns en Cherubijnen glimmen,
En Englen Godt bestuwen om en om!Ga naar voetnoot11-12
Onnooslen, die hun hart noch hant bevlecken,Ga naar voetnoot13
En die geen' tijt in ydelheên verquist,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Of met een grijns van eeden pooght te decken,Ga naar voetnoot15
Tot's naesten scha, zijn valsch bedrogh, en list.
De hemel zal dien vroomen man miltdadigh
Verrijcken: wat hy drijft en treckt ter hant,Ga naar voetnoot18
Godts rijckdom valt hem heilzaem en genadigh
20[regelnummer]
Van boven toe, gelijck een dauw op 't lant.Ga naar voetnoot20
Dit is 't geslacht der vroomen, die Godt minnen,
En zoecken, als hun eenigh deel en lot.
Dit zijnze, die met opgespanne zinnenGa naar voetnoot23
Verlangen naer de komst van Jakobs Godt.
25[regelnummer]
Aertsengelen, Gekroonden, die daer bovenGa naar voetnoot25
Gezeten zijt in uwe majesteit,
Sluit op, zet op de poort van 't hof der hoven;Ga naar voetnoot27
Sluit op, zet op de poort der eeuwigheit:Ga naar voetnoot27-28
De Koning komt: de Koning is voorhanden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Van wiens gezicht alle eer en glori straelt:
Onthaelt den Heer, die over alle landen
En Rijcken heerscht, in grootheit onbepaelt.Ga naar voetnoot30-32
Wat Vorst is dit? wat Koning magh dit wezen?
| |
[pagina 277]
| |
Het is de stercke onoverwinbre Helt,
35[regelnummer]
d'Almogentheit, voor wie de heiren vreezen,
Wanneerze vecht en triomfeert in 't velt.Ga naar voetnoot34-36
Aertsengelen, Gekroonden, die daer boven
Gezeten zijt in uwe majesteit,
Sluit op, zet op de poort van 't hof der boven;
40[regelnummer]
Sluit op, zet op de poort der eeuwigheit:
De Koning komt: de Koning is voorhanden,
Van wiens gezicht alle eer en glori straelt:
Onthaelt den Heer, die over alle landen
En Rijcken heerscht, in grootheit onbepaelt.
45[regelnummer]
Wat Vorst is dit? het is de Heer der Heeren,Ga naar voetnoot39-45
d'Almogentheit, de bron van alle maght,
De Koning zelf, wien alle Vorsten eeren,
Die alle maght in top houdt door zijn kracht.Ga naar voetnoot48
|
|