• Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Audio/Video
    • Calendarium
    • Thema's
    • Rederijkerskamers
    • Atlas
    • Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden
    • Informatie voor rechthebbenden
    • Over DBNL
    • Organisatie
    • Adressen
    • Vragen
    • Stages
    • Digitaliseringsverzoeken
    • Nieuwsbrief
    • Nieuwe titels
    • Privacyverklaring


  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6,85 MB)






Genre
proza
poëzie

Subgenre
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Print
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660(1935)–Joost van den Vondel

[p. 226]

Koning Davids Harpzangen

Eerste Harpzang.*

Beatus vir, qui non abiit.+

 
Wel zaligh is de man, die met godtloozen
 
Niet aenspant, noch het spoor houdt van de boozen,2
 
Noch op de banck des snooden schimpers zit;
 
Maer puur uit lust Godts wetten volght, zijn wit,4
5
En neemt vermaeck aendachtigh t' overleggen,5
 
Zoo 's nachts als daegs, wat hem Godts wet wil zeggen.
 
 
 
Dees wort met recht by eenen boom geleecken,
 
Die, aen den kant van versche waterbeecken
 
Geplant, by 't vocht van springende aedren leeft,9
10
En op zijn tijt gewenschte vruchten geeft,
 
Oock zonder loof te missen t'allen tijen.11
 
Zoo zal die man en al zijn werck bedijen.12
 
 
 
Zoo gaat het niet met godelooze dwazen,
 
Neen zeker: want gelijck het stof, voor 't blazen
15
Des dwarrelwints, en 't bulderend gerucht
 
Der buien, stuift en opvlieght in de lucht,
 
Wanneer het oost bestorremt wort van 't weste,
 
En 't zuid van 't noort; zoo vaert dit volck ten leste.13-18
 
 
 
Dus kan de booze, al heeft hy schijn van voordeel,19
20
Geensins bestaen in Gods rechtvaerdigh oordeel;
 
Geen booswicht oock, geketent aen het quaet,21
 
Bestendigh staen in der oprechten Raet:
 
Want Godt alleen den wandel kent der vroomen,
 
En boozen dempt, eer zy hun wit bekomen.24

*
Ps. 1:
+
BOVENSCHRIFT: Beatus vir enz. Boven iederen Harpzang plaatst Vondel de aanvangswoorden van de psalmen volgens de Latijnsche Vulgaat. Onderaan geven wij de nummering van den SB.
2
aenspant: omgaat; het spoor: de weg, V: via; op de banck des snooden schimpers: in het gezelschap der spotters; V: in cathedra pestilentiae.
4
puur uit lust: uit zuiver welbehagen; wit: doelwit.
5
aendachtig t'overleggen: vroom te overwegen.
9
by 't vocht enz.: toevoegsel van Vondel.
11
t'allen tijen: ooit.
12
bedijen: gedijen, welslagen.
13-18
omschrijving van: tamquam pulvis, quem projicit ventus a facie terrae, vs. 3. - zoo vaert dit volck ten leste: zoo zal het in 't eind dien lieden (den zondaars) gaan.
19
al heeft hy enz.: toevoegsel.
21
booswicht: zondaar; geketent enz.: toevoegsel.
24
dempt: verderft.

Over het gehele werk

De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


Leo Simons

C.R. de Klerk

J. Prinsen J.Lzn

H.W.E. Moller

B.H. Molkenboer

J.F.M. Sterck

L.C. Michels

C.G.N. de Vooys

C.C. van de Graft

J.D. Meerwaldt

A.A. Verdenius