De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 207]
| |
Op den Zeetriomf Der Heerschappye van Venetieaant.Ga naar voetnoot*Tum demum movet arma LEO. Noch leeft de Zeeleeuw van Sint Marck,Ga naar voetnoot1
En keert met afgeruckte snuitenGa naar voetnoot2
Van Zeegalajen, fors, en sterck,
Op trommelslagh, trompet, en fluiten,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Al brullende, uit het bloedigh perck.Ga naar voetnoot5
Hy koomt, en heeft een' roof van scheepenGa naar voetnoot6
En monsters met zijn' klauw gegreepen,
Hy keert op 't juichen en den groet
Van duizenden verloste slaven,
10[regelnummer]
En laet den zouten watervloet
Gedeckt met aes voor visch en raven,Ga naar voetnoot11
En root geverft van heiloos bloet.Ga naar voetnoot12
De kust van Kreten, alle waterenGa naar voetnoot13
En eilanden van blyschap schateren.
15[regelnummer]
Hoe stofte 't hof, toen OttomanGa naar voetnoot15
Zich wapende met Barbaryen;Ga naar voetnoot16
Toen out Karthage in een gespanGa naar voetnoot17
Te water gingk met gansch Turckyen,
En wat de Zee beschieten kan.
20[regelnummer]
Zoo quaemenze uit de Dardanellen,
Om Christus Rijck de wet te stellen.
De wint, hun gunstigh, spande 't zeil.
De riemen repten zich, als vlogels.
De hemel scheen hun niet te steil.
25[regelnummer]
De wolcken schrickten voor die voogels,
Erfvyanden van 's weerelts heil.Ga naar voetnoot26
| |
[pagina 208]
| |
De Turcksche maen durf zich belovenGa naar voetnoot27
De zon der Kruysvlagge uit te doven:
Maer toen, na 'et oorloghsonweêr, 't licht
30[regelnummer]
Van Godts Evangelist aen 't stralen,Ga naar voetnoot30
Byzantium, in zijn gezicht,Ga naar voetnoot31
De Maen van Mahomet zagh daelen,
Voor zijn kasteelen, al te dicht,Ga naar voetnoot33
En zijnen Bassa, by de slippenGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Gegrepen, pas den doot ontglippen,Ga naar voetnoot35
Hoe waentghe wiert het toen te moe?
Het zagh den wint en krijghskans keeren
Al teffens, en ons vier de roe
Des Christendoms in gloet verteerenGa naar voetnoot38-39
40[regelnummer]
Tot roock, en smoock, en assche toe,
En 't overschot van zijn bravadeGa naar voetnoot41
Vervoert, en staen tot ons genade.Ga naar voetnoot42
Naest Godt, den grooten zegenaer,
Heeft zich de Batavier gequeetenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Met raet en daet, op 't zeealtaer
Van vader Mars, en Agars ketenGa naar voetnoot46
Geruckt van Godts verdruckte schaer:Ga naar voetnoot47
Want Hollants Zeeleeuw handhaeft snedighGa naar voetnoot48
Sint Markus Leeuw, en stont noit ledigh.
50[regelnummer]
Al maetight nu Marcelloos lijckGa naar voetnoot50
Den zeetriomf des Staets met rouwe;
Hy leeft by Godt en Christenrijck,
Verbonden aen zijn deught en trouwe,
In noot der vroomen burgh en wijck.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Augustus neef, het licht der braven,Ga naar voetnoot55
Wert met dees staetsi niet begraven.Ga naar voetnoot56
J. v. Vondel.
|
|