De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Op de afbeeldinge van Zijn Koningklijcke Hoogheit, D. Joan van Oostenryckaant.Ga naar voetnoot* Wie zagh de Deught zoo heerlijck oit naer 't leven,Ga naar voetnoot1 Zoo vroegh dus rijp, zoo jongk in top van eer, Als daerse komt met haer gevelde speer, Voor Valencijn, door 's vyants legers streven! 5[regelnummer] Dus hanthaeft hy, vol moedts, zijn Vaders kroon In Nederlant, Longone, en out Sicilje, En Catalonje; en Napels, daer CastiljeGa naar voetnoot4-7 Nu vaster zit en vreedzaem op den troon. Waer Oostenryck dus opdaeght, met zijn hoope,Ga naar voetnoot9 10[regelnummer] Daer vlught Gewelt en Oproer uit Europe. J. v. Vondel. voetnoot* Van 1656. Volgens de tekst in Klioos Kraam II, 1657, blz. 59. voetnoot1 naer 't leven: in levenden lijve. voetnoot4-7 Zie de toelichtingen bij het vorige gedicht. voetnoot9 opdaeght: zinspeling op het beeld van de opkomende zon in het vorige gedicht. Vorige Volgende