De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 846]
| |
Op Het Inwyden van zyne Heiligheit Alexander VII.aant.Ga naar voetnoot*TU MAXIMUS ILLE ES. Gelyck de Wysheit zich een huis
Op zeven pylers sticht,Ga naar voetnootvs. 2
Dat voor geen buldrend zeegedruisch,
Noch regenbuien zwicht;
5[regelnummer]
Zoo zienwe 't hof van Vatikaen
Gegrontvest sterck en vast,
| |
[pagina 847]
| |
Dat op geen brullenden Orkaen
Noch donderslagen past.Ga naar voetnoot8
De Deughden zyn wel lotgemeen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
By druppels uitgespreit,Ga naar voetnoot10
Maer zelden vint menze al in een.Ga naar voetnoot11
Dit wort Natuure ontzeit.Ga naar voetnoot12
Dat bleeck, toen d'opperste Gena,Ga naar voetnoot13
De kracht van 's hemels Geest,
15[regelnummer]
Zich storte, zonder wederga,
Op 't heiligh Pingsterfeest;
Daer Godts Aposteldom, by een
Vergadert, onder 't dack,
Verlichte Griecken, en Hebreen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En al het volck ontstack.
Dat bleeck noch onlangs, toen de KeurGa naar voetnoot21
Te Rome, een wyl verwacht,
Gelyck een leystar, entlyck deur
De nevels heenebrack,
25[regelnummer]
En 't lot des hemels ChisiusGa naar voetnoot25
Verhief op 't hooghste altaer,
Met een' gemeenen vredekus,Ga naar voetnoot27
En wensch: dat menigh jaer
De Kruisstaf door zyn sleutelmaghtGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Regeere in vrede, en pais.
Dat Fabius zyn grys geslachtGa naar voetnoot31
Verçiere in 't Kerckpalais,Ga naar voetnoot32
Als braefste hoofttack van den stam,Ga naar voetnoot33
Die, door zyn wys beleit,
35[regelnummer]
Kartagoos toght den scheut benam,Ga naar voetnoot35
En, Rome in veiligheit
Herstellende, met recht den naem
Van Allergrootste kreegh;Ga naar voetnoot38
Een eer, bekent door d'oude Faem:
40[regelnummer]
Maer ALEXANDER steeghGa naar voetnoot40
| |
[pagina 848]
| |
Noch hooger met de Myterkroon,
Ge-eert door zulck een' helt,
Hanthaver van zyn voorzaets troon,
Ten trots van 's Turcks gewelt,
45[regelnummer]
Dat eeuwigh op Godts Kerckdeur brult.Ga naar voetnoot45
Al dwong de MacedoonGa naar voetnoot46
De weerelt; dees zal met gedultGa naar voetnoot47
En zyn' godtvruchten toon
Van wysheit en rechtmaetigheitGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Veroveren al wat
De woestheit van Godts wetten scheit.
Zoo groeit Sint Peters Stadt;
Terwyl elck stil te weide gaet,Ga naar voetnoot53
Waer 't eickloof schaduw geeft
55[regelnummer]
Het volck, dat, op dien toeverlaet,Ga naar voetnoot55
Gerust in vrede leeft;
Zoo wyt d'Aertsherder, op de wacht,
De bergen gadeslaet,Ga naar voetnoot58
d'Orakelrol zet in haer kracht,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Die dezen gulden StaetGa naar voetnoot60
Ons spelde, jaeren lang vooruit;
Een teken dat dit lot
Zich voeght naer 't eeuwigh raetbesluit.
Dus stont de Kerck, van Godt
65[regelnummer]
Gewyt op bergen, voor 't gezicht
Van David, die haer zagh
Ontworpen in 't voorziende licht,Ga naar voetnoot67
Op haeren schoonsten dagh.Ga naar voetnoot64-68
Daer gaet de zanger aen den rey,
70[regelnummer]
Verruckt in haeren lof.
Wat Keurfeest hem noit stof ontzey;Ga naar voetnoot71
Hier vint hy rycker stof.
JUSTE.
|
|