De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 839]
| |
Op de Wijt vermaerde zeestadt Hoorn.aant.Ga naar voetnoot*Aen de E.E. Heren, Burgermeesters en Wethouders der zelve Stede.Alias inter caput extulit urbes. De zuider Triton heeft tot zijn trompet gekorenGa naar voetnootvs. 1
De Hooftstadt van zijn zee, den uitgelezen HOOREN,Ga naar voetnoot2
Gezegent en gepropt, in een bedaude lucht,Ga naar voetnoot3
Met ooft en korenair en weelige ackervrucht.
5[regelnummer]
Dees boezem Helden teelt, en maght van OorloghsschepenGa naar voetnoot5
En vloten, die den oegst des aerdboôms binnen slepen,
Of wyder voeren dan d'onendige OceaenGa naar voetnoot7
Om alle stranden wort beschenen van de maen.
Hier is de Zuivelwaegh, de Munt, en 't Hof der StatenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
En zeevaert, op wiens trou d'inwooners zich verlaten.
Zy vondt het haringnet. geen letterwijs vernuftGa naar voetnoot11
Noch geest van andre steên haer telgen heeft verbluft,
Een stille burgery, oprecht van eigenschappen.Ga naar voetnoot13
'k Geloof Rechtvaerdigheit liet hier haer leste stappen.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Een Raethuys, zonder smet, de vryburgh van 't gemeen.Ga naar voetnoot15
Zoo draeght Westvrieslandt moedt op d'eere van zijn steên.Ga naar voetnoot16
J.V. VONDEL.
|
|