De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 834]
| |
Lof-zang van Sinte Agnes.aant.Ga naar voetnoot*Hoe zalig was de Maagd,
Die Gode zoo behaagt,
Dat op haar ziel,, Het oog van JEZUS viel,
Die dees bedaude roos
5[regelnummer]
Tot zijne Bruid verkoos,
Zoo ras zijn licht,, Verheugde haer gezicht,Ga naar voetnootvs. 6
En zij hem opdroeg den morgenstondGa naar voetnoot7
Van 's levens geuren,, En knop, en kleuren;
In 't hart gewond.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Sinte AGNES was dees Bruid,
Die oog en ooren sluit,
En hart, en zin,, Voor's werelds meeremin,Ga naar voetnoot12
Wiens honig-zoete keelGa naar voetnoot13
De Jeugd naar 't lust-prijeelGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Van Rome troont,, En aanlokt, en vertoont
Wat rijkdom, adel, en eer vermag,
Een sleip van staten,, En onderzaten,Ga naar voetnoot17
En spel, en lach.
Dit speet Symfronius,
20[regelnummer]
Toen zij zoo fier den kus
Van 's levens mai,, Zijn' eedlen mond ontzei,Ga naar voetnoot21
Juweelen, ring, en schatGa naar voetnoot22
Op straat met voeten trad.Ga naar voetnoot19-23
Hoe blaakt de deugd,, Van hare schoone jeugdGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Den Roomschen Jongeling, dag en nacht.Ga naar voetnoot25
De vlam, door 't weig'ren,, Begint te steig'ren
Met grooter kracht.
| |
[pagina 835]
| |
De vader van Sijmfroon;
Beladen met den zoon,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
De Schoone vrijd,, En aanlokt, en bestrijd:Ga naar voetnoot30
Maar AGNES, even trots,
Houd stand, gelijk een rots,
In dit gedruis,, Getrouw en rein en kuisch.
Zij weigert Vesta de wierook-eer,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Door hooger kennis,, Acht schand noch schennis,
Hoe jong en teer.
Maar d'Opper-majesteit
Bewaart haar zuiverheid,Ga naar voetnoot38
Door 's hemels Geest,, Voor 't eeuwig bruilofts-feest.
40[regelnummer]
Symfroon, ter dood geplet,Ga naar voetnoot40
Verrijst door haar gebed,
En looft de kracht,, Van 't kruis, dus lang veracht.
De Wraak verwijst ten vuure Gods bloed,
Dat blust, in 't midden,, Des brands, door bidden
45[regelnummer]
Den rooden gloed.Ga naar voetnoot43-45
Het ongeschonde Lam
Gered door vier en vlam,
Biet onvervaard,, Den hals de punt van 't swaerd,Ga naar voetnoot46-48
En erft de martel-faam,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
De daad bestemt den naam.Ga naar voetnoot50
Haar Geest bij nacht,, Verschijnt eer lang de wacht,Ga naar voetnoot51
Bij 't graf, daar d'ouders haar koud gebeent,
En asch bewaken,, En God genaken,
Niet onbeweent.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Zij blonk in eenen rei
En goddelijk geleiGa naar voetnoot56
Van zuiverheen,, Die op de wolken tre'en.Ga naar voetnoot57
Een kroon, die 't licht verdooft,Ga naar voetnoot58
Bestraalt haar vrolijk hoofd.
| |
[pagina 836]
| |
60[regelnummer]
Een Lam bij haar,, In 't midden van de schaar.Ga naar voetnoot60
Zij sprak ten leste de Moeder aan:
Houw op van ijzen,, Naar deze prijzenGa naar voetnoot62
Heb ik gestaan.Ga naar voetnoot63
Gekroonde Kruisheldin,
65[regelnummer]
In oude en teerheid min,Ga naar voetnoot65
Doch meer in kracht,, En wijsheid, waard gedacht;
Die 't eelste van uw tijd
Den hemel had gewijt;
Och, sla uw oog,, Uit 's hemels gouden boog:
70[regelnummer]
Verbid uw Speelnoods in 't Engle-koor,Ga naar voetnoot70
Die hier beneden,, Om God, betreden
Uw zuiver spoor.Ga naar voetnoot71-72
J.v. Vondel.
|
|