De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendEenzaeme Aendacht
| |
[pagina 824]
| |
15[regelnummer]
En zinnen steil om hoogh,
Ia boven 't zwerck;
Daer d'Engelen zingen,
Krieoelen, en klingen,Ga naar voetnoot18
En danssen, en springen
20[regelnummer]
Om Godt, hun lot, hun eenighste wit.Ga naar voetnoot10-20Ga naar voetnoot20
O jeught, ô vreught, wat leven is dit!
2.
Dan zat, dan sprong hy wat.
Dan badt dan zong hy dat.
Of schreef, of las een bladt.
25[regelnummer]
Dan prees zijn tong,
In aengename stilt',
Zijn' Godt, zijn hoop, zijn' schilt!
Daer d'afgront vier op spilt,Ga naar voetnoot28
Die hem besprong.
30[regelnummer]
Toen sprack hy onbevreest:
Ghy zijt dat spoock geweest,Ga naar voetnoot31
De zelve tuimelgeest,Ga naar voetnoot32
Die met Godts SchriftGa naar voetnoot33
Het afgevaste Woort,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Mijn' Kruisheer, klampt aen boort,
Met Staet en eer bekoort,Ga naar voetnoot36
En helsche drift:
Maer hoe ghy dit mengelt,
Uw doolhoven strengelt,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Uw troni verengelt;Ga naar voetnoot40
Ghy zijt de Nijdt, de baerlijcke Droes.Ga naar voetnoot41
Hou rust: my lust geen giftige kroes.Ga naar voetnoot42
3.
Ick ken uw nucken wel,Ga naar voetnoot43
Tooneel- en guighelspel.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Uw hemel is een hel,
Vol druck, vol ween.
Hoe schoon ghy u vergult,
En oefent mijn gedult,Ga naar voetnoot48
| |
[pagina 825]
| |
Schoon ieder brast, en smult,
50[regelnummer]
My lust geen steen;Ga naar voetnoot50
Die kost is veel te raeu.
Al wort het lichaem flaeu,Ga naar voetnoot52
Ick leef by manne en daeu.Ga naar voetnoot53
O plompe vont!Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ghy spant vergeefs dit net.Ga naar voetnoot55
Een kay is geen bancket:Ga naar voetnoot56
Maer lecker aes besmetGa naar voetnoot57
En lockt den mont.
Uw aenslagen stincken.
60[regelnummer]
Loop elders rinkincken.Ga naar voetnoot60
Laet anderen hincken.Ga naar voetnoot61
Godts knecht houdt recht, en simpel, en slecht,Ga naar voetnoot62
Het padt naer stadt, daer IESUS voor vecht.Ga naar voetnoot63
4.
Wat smaeckt zoo zoet, als spijs
65[regelnummer]
En vrucht van 't paradijs,
Genut met lof en prijs!Ga naar voetnoot66
Dees voedt mijn ziel.
Dit heiligh hemelsch broot,
Een troost in druck en noot,
70[regelnummer]
Uit den genadeschoot
Des Vaders viel.
Geen winter schent Godts palm.
En waerom spreuck en galm
Van Koning Davids Psalm
75[regelnummer]
Dus loos misduit,Ga naar voetnoot75
Op dien verkeerden zin?
Hier schuilen slangen in.Ga naar voetnoot77
Ick stortme van geen tin,Ga naar voetnoot78
Op zulck een fluit.Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Mijn ooren verduren
Dat zoet tureluren.
Zy kennen uw kuren.
| |
[pagina 826]
| |
Uw spoock is roock, en nevel, en wint.Ga naar voetnoot83
Wie wijckt, en strijckt, is razende blint.Ga naar voetnoot84
5.
85[regelnummer]
Al bietghe noch zoo veel,
En toontme, op 't berghtooneel,Ga naar voetnoot86
Wat in dat lustprieelGa naar voetnoot87
De zon beschijnt;
Ick luister naer geen' eisch
90[regelnummer]
Van 't wulpsch en weeligh vleisch,
Noch eer van 't aerdtsch palais,
Die snel verdwijnt.
Mijn wellust is mijn boeck,Ga naar voetnoot93
In een' vergeten hoeck.
95[regelnummer]
Dees stomme leertme kloeck,Ga naar voetnoot95
En spreeckt met my.
Daer val ick Godt te voet.
Zijn Geest, het hooghste goet,
Mijn' geest ontvonckt door gloet
100[regelnummer]
Van Poëzy.
Schuif toe uw vertooning.Ga naar voetnoot101
Mijn IESUS, mijn Koning,
Is al mijn belooning.
Ick eer den Heer van 't kruis, in mijn kluis.
105[regelnummer]
Dat zwaert vervaert het logengespuis.Ga naar voetnoot105
I.v. Vondel.
Te HOORN, Gedruckt voor Pieter Zachariassz. Hartevelt, Boeck-verkooper woonende aen de Marckt, 1654. |
|