De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 821]
| |
Op het Onweder van 's Lants Bussekruit te Delft.aant.Ga naar voetnoot*PLURIMA MORTIS IMAGO. Aen den Heer Joan van Maerseveen, Ridder van St. Michiel.
Het was, geleerde MAERSEVEEN,Ga naar voetnootvs. 1
Geensins Salmoneus, die voorheen
Zoo stout, op 't spoor van d'Allergrootste,Ga naar voetnoot3
In Elis met zyn torts nabootste
5[regelnummer]
Den donderkloot en blixemstrael,
En langs de brugh, uit klaer metael,
Van hoovaerdye om 't hooft gezwollen,Ga naar voetnoot7
Met kopre raden af quam rollen,
Als een verbolgen Godt, en kracht,
10[regelnummer]
Die hemel, aerde, en Plutoos nachtGa naar voetnoot10
Alleen braveeren durf, en plaegen,Ga naar voetnoot11
Op zynen donderenden wagen;Ga naar voetnoot2-12
Noit had Salmoneus zoo veel harts:Ga naar voetnoot13
Maer 't was de Deenemercker, Zwarts,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Die, zwart van roock en smoock en koolen,
Natuur doorgronde, en alle holen
Van haeren boezem openbrack,
En polste wat in 't harte stack.Ga naar voetnoot18
Hy mengt salpeter, kool, en zwavel,
| |
[pagina 822]
| |
20[regelnummer]
Dat scheurt den afgront tot den navelGa naar voetnoot20
Van boven open, buldert, brant,
En slingert aerde, en ingewant,
Kasteelen, sloten, steên te mortel.Ga naar voetnoot23
Dat ruckt den aerdtboôm van zyn' wortel,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Vermengelt levenden en doôn,Ga naar voetnoot25
En schynt den hemel naer zyn kroon
Te steecken, door gewelt te baeren,
Dat al de helsche slangehairen,Ga naar voetnoot28
Uit schrick voor 't oorloghs-element,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Te berge staen, en overendt.
Uw jeught, in 't opgaen van haer starre,
O braeve Ridder, ging zoo verre
Bespieglen, op Kampanjes kust,Ga naar voetnoot33
Den zwavelbergh, die, noit geblust,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Maer eeuwigh vlammen braeckt en voncken,
En Plinius gebeent noch schonckenGa naar voetnoot36
Ons gunde, noch het minste merck,Ga naar voetnoot37
Om zyne dootbus met een' zerckGa naar voetnoot38
Te decken, voor den trouwen yver
40[regelnummer]
En faem van dien Natuurbeschryver:
Nu zaeghtghe, hier op Hollants gront,
Vesuvius in zynen mont,Ga naar voetnoot42
Te Delf, daer, tegens styl en orden,Ga naar voetnoot43
Ons kruit, 's lants vyandin geworden,
45[regelnummer]
Stadthuis ontziet, noch kerckgewelf,
En delft een burgergraf voor Delf,
In puin, en menschevleesch, en golven
Van gloejende assche en glas gedolven.
Wie wort van bitter schreien moe?
50[regelnummer]
De woeste hooftstadt huilt u toe,Ga naar voetnoot50
En gaept en stinckt, in zoo veel wycken,
Gelyck een kerckhof, zadt van lycken,Ga naar voetnoot52
Geplet, geknot, gescheurt, gezengt.
| |
[pagina 823]
| |
Een Chaos, onder een gemengt.
55[regelnummer]
Een jongste dagh, vol dootsche schricken,
En d'oogenblick der oogenblicken.Ga naar voetnoot55-56
Verbouw een eeuw, en Krezus schat:Ga naar voetnoot57
Een vonck, een blick verwoest een stadt.Ga naar voetnoot58
J.v. VONDEL.
t'Amsterdam, Voor de Weduwe van Abraham de Wees, Boeckverkoopster op den Middeldam, in 't jaer 1654. |
|