De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 814]
| |
Ter Inwydinge van den E. Heere, Gerardus van Westrenen.aant.Ga naar voetnoot*Toen hem het Recht van Licentiaetschap der Heilige Godtgeleertheit te Loven wiert opgedragen.I. Zang.
Elck een is niet zoo hoogh geschapen
Dat hy met Adelyck gezagh,
Op 't spoor der Oudren, voeren magh
Acht gryze schilden in zyn wapen;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dat zyn geslachtboom toont aen 't licht
Gewyde en ongewyde mannen,
Vierhondert jaeren lang, gespannen
In 't eerlyck juck, ten dienst van 't Sticht;Ga naar voetnoot8
Beproeft in ooreloge, en vrede;
10[regelnummer]
Naemhaftigh door hun brave blyck,Ga naar voetnoot10
In schriften, brieven, en kronyck;Ga naar voetnoot11
Bekent in kercke, op hof, in stede.Ga naar voetnoot12
Indien men op deze eere ziet;
I. Tegenzang.
15[regelnummer]
Ay, span de snaeren van uw vedel
Niet ydel. ay, wat is geslacht,Ga naar voetnoot16
Of veergehaelde wapenpracht!
Door 's anders helm wort niemant edel.Ga naar voetnoot18
Men kroonde de Godtvruchtigheit,
20[regelnummer]
Op geenen eenen dagh te noemenGa naar voetnoot20
| |
[pagina 815]
| |
Met Stam, en Adel, al dat roemen
Is enkel roock. de Wyze vleit
Zich zelven met geen' glans, die, buiten
Zyn wezen, dwaezen is gemeen;Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Maer acht het wezentlycke alleen,
En deughden, die in 't harte spruiten,
Bedaut van Godt, het hooghste goet:
Die schilt veredelt zyn gemoedt.Ga naar voetnoot28
II. Zang.
Laet vaeren dan geleende gunsten.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
GERARDUS wert van eedler lust
Alleen ontvonckt. Wat arbeit blustGa naar voetnoot31
Zyn' zuivren treck tot vrye kunsten!Ga naar voetnoot32
Hy queet zich braef, in 't worstelperck
Der Wysheit, en haer letterwyzen.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Dus rees hy, daer de trappen ryzen,
En klom in Godtgeleertheits Kerck;Ga naar voetnoot36
Daer kon zyn ooghmerck hem niet missen,Ga naar voetnoot37
In 't heiligh licht, dat op 't altaer
Godts waerheit toont. toen zagh hy klaer
40[regelnummer]
Den gront der Kruisgeheimenissen,Ga naar voetnoot40
En wat zyn oogh verdragen kon,
Gelijck Gods arent in de zon.
II. Tegenzang.
Geworstelt door den drang der schoolen,Ga naar voetnoot43
In Godtgeleertheit afgerecht,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Wert zyne zorge, by de Vecht,Ga naar voetnoot45
Sint Laurens kudde en koy bevolen;Ga naar voetnoot46
Die, vyf paer jaeren achter een,
Ging weiden in geruste lommerGa naar voetnoot48
Van zynen staf, bevryt van kommer.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Wat Herder droegh zich zoo gemeen!Ga naar voetnoot50
Geluckigh zyn d'onnoosle harten,Ga naar voetnoot51
| |
[pagina 816]
| |
Daer dees getrouwe 't oogh op slaet:
Z'ontbeeren weide, hulp, noch raet,
Noch troost, in tegenspoet, en smarten.
55[regelnummer]
Men vint veel Leeraers overal,
Maer luttel Vaders in getal.Ga naar voetnoot56
Toezang.
Laer Loven dan den lof trompettenGa naar voetnoot57
Van dezen Helt, aen Godt verlooft,
Hem Godtgeleertheits kroon opzetten,
60[regelnummer]
Die gout en diamant verdooft.Ga naar voetnoot60
De Maimaent wil 't eerwaerdigh hooftGa naar voetnoot61
Met haren geur en bloesem cieren.
Helene komt zyn hair laurierenGa naar voetnoot63
Met Kruisloof, noit van groen berooft.
65[regelnummer]
Een ander roeme op stam, en wapen;
De Godtgeleertheit, die ten stryt
WESTRENEN heden Ridder wydt,
Ziet 's hemels kroon voor hem geschapen.Ga naar voetnoot68
Dees kroon verduurt laurier, en tyt.Ga naar voetnoot69
1654, den 5. May.
J.V. VONDEL.
|
|