De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 811]
| |
Op het Vertrek Van den E. Heere Geeraart Hulft,
| |
[pagina 812]
| |
Een oefentuig, daar 't oog op viel.
Natuur gaf elk zijn deel.
Men greep, als in een' oorlogsbuit,
30[regelnummer]
Dees snel, en die bedaard,
Een ring, een pen, een vijl, een luit,
Een boek, een beeld, een zwaard:
En op het geen een ieder greep,
Gedreven van zijn lot,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
De kiezer dan zijn zinnen sleep,Ga naar voetnoot35
Gelijk een ampt, van GodGa naar voetnoot36
En vrouw natuur, hem opgeleît.
Wie hieraan twijfel slaat,Ga naar voetnoot38
Die hale op Jakatra bescheidGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Bij u, den eersten Raad
Van ons Oostindiaansch gebied,
En scheppe een blijk uit u,Ga naar voetnoot42
Die ruim moest weiden, anders niet,Ga naar voetnoot43
Van enge palen schuw.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Dies viel ons ruim en nieuw Stadhuis
Uw' ruimen geest te kleen.Ga naar voetnoot45-46
Het zitten op ons wapenkruisGa naar voetnoot47
U ongemaklijk scheen.
Dat dreef u naar het zeegevecht;
50[regelnummer]
Een zorgelijke kans,Ga naar voetnoot50
Daar 't Britsch en Hollands waterrechtGa naar voetnoot51
Elkandere om den kransGa naar voetnoot52
In 't zeeperk sloegen, en de brand
Den Oceaan ontstak,
55[regelnummer]
De lontstok, in uw rechte hand,Ga naar voetnoot55
Kartouwen, krak op krak,Ga naar voetnoot56
Aan 't baren holp, en staal en schrootGa naar voetnoot57
En ketens van metaal
Ten beste gaf aan 's vijands vloot,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En zijnen Amiraal.
Gij strekte, in 't midden van 't geschreeuw,Ga naar voetnoot61
Van brand en gloed en vloed,
| |
[pagina 813]
| |
Een klaauw aan Hollands waterleeuw,
Geverft in Engelsch bloed.
65[regelnummer]
Nu dreef de zelve waterzuchtGa naar voetnoot65
U naar d'opgaande zon,
Ter wereld uit, in ruimer lucht,
Zoo wijd men zeilen kon.
De hoop van Ridder MaarseveenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
En onzen Vrijheer GraafGa naar voetnoot70
Verzekert ons, dat gij 't GemeenGa naar voetnoot71
Zult voorstaan, ruim zoo braafGa naar voetnoot72
Als ooit een Amsterdammer Zoon
Zich in het Oosten droeg.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
De Deugd begeert geen rijker kroon:
Deze eer is haar genoeg.
J.v. Vondel.
|
|