De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 569]
| |
Scheeps-Kroonaant. | |
Behaelt, in den Scheepsstrijt, by Livorne, Door den doorluchtigen Zeehelt, Joan van Galen,
| |
[pagina 570]
| |
Scheepskroon Van Joan van Galen,
| |
[pagina 571]
| |
Daer hy vijftien roovers ziet,Ga naar voetnoot21
Buiten Medices gebiet,Ga naar voetnoot22
Tuimelen op zoute gronden,Ga naar voetnoot23
Als een jaght van waterhonden.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Valt nu, riep hy, valt aen 't stroopen,
Dieven, tuck op scheepsverraet,
Die een' Fenix af kunt loopen,Ga naar voetnoot27
Daer men zich op trouw verlaet,Ga naar voetnoot28
En al stil, aen 's Hertoghs kust,
30[regelnummer]
Onder zijne vleugels rust,
In den schoot der vrye haven,
Daer men weet van gier, noch raven.Ga naar voetnoot32
Zijtghe krijghsmans, haelt uw staerten
Niet verbaest, als rekels, in.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Nestelaers in zeegevaerten,Ga naar voetnoot35
Geen patrys in Engelsch tin,
Geene saussen schaft men hier,
By het brandende oorloghsvier.
Hier beschoit men andre tonnenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Als de brouwer brouwt te Lonnen.
Hier gelt bulderen, noch stampen,
Noch geen borstweer van een mijl.Ga naar voetnoot42
Rustigh boort aen boort te klampen,Ga naar voetnoot43
Is der Batavieren stijl.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Dus riep GALEN: op dat woort
Klampt men moedigh boort aen boort,
Dat de borst en ribben kraecken,
Onder het salpeterbraecken.
Al de kusten van Tuskanen,
50[regelnummer]
Gansch Livorne, op muur en trans,
Duizent duizent Italjanen
Zagen zeewaert wien de kans
Van dit onweêr in de lent,
| |
[pagina 572]
| |
Van dit dondrende element,
55[regelnummer]
Zwavelvier, en lucht, en baren,
Eerst verslinden zoude, of sparen.
GALEN, in zijn been geschoten,
Staet op 't ander eens zoo vast,
Even trots, en onverdroten,
60[regelnummer]
Als een steenrots, voor de mast;
Even rustigh, even fier,Ga naar voetnoot61
Onder d'yzers, in het vier;Ga naar voetnoot62
Wel getroost zijn lijf en levenGa naar voetnoot63
Voor ons Vaderlant te geven.
65[regelnummer]
Niemant schrickt 'er aen te vallen,
Te bespringen 't godtloos hol;
En al stortmen, van de wallen
Afgestorremt, even dol
Overweldight men in 't lest
70[regelnummer]
Het verdadight draeckenest,Ga naar voetnoot70
In zijn eigen net gegrepen,
Uitgespannen voor ons schepen.Ga naar voetnoot71-72
Onder 't vliegen van de voncken,
Daer het oorloghs-onweêr ruischt,
75[regelnummer]
Een gesprongen, twee gezoncken,
Drie verovert voor de vuist,Ga naar voetnoot76
Kiezen d'andere, op die lucht,Ga naar voetnoot77
Liever een gewisse vlught,
Om in zee het lijf te bergen,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Dan den Waterleeuw te tergen.
Laet nu Livius vry pralenGa naar voetnoot81
Met zijn helden op papier:
Weeght hun deught op tegens GALEN,Ga naar voetnoot83
d'Eer van Hollants zeebanier;
85[regelnummer]
Vraeght den Hertogh, die het zagh,Ga naar voetnoot85
Wie zijn kusten met den dagh
Van dees glori quam beschijnen,
Daer de Pesten voor verdwijnen.Ga naar voetnoot88
| |
[pagina 573]
| |
Dat heet eerst de Straet te vegen
90[regelnummer]
Van dit heiloos schuim en slijck.
Smirne loopt ons vloten tegen,Ga naar voetnoot91
Om het Persiaensche RijckGa naar voetnoot92
In den Batavier te laên,
En te streven herwaert aen,
95[regelnummer]
In 't gezicht van 's Konings Vlegel,Ga naar voetnoot95
Zonder Godt, en wet, en regel.
Dat heet nu de zee bevryen,
En den handel voor gevaer.
Zoo verwisselt men Turkyen,
100[regelnummer]
En al d'Italjaensche waer
Aen onze Indiaensche vracht,Ga naar voetnoot99-101
En wat Neerlant, uit zijn kracht,Ga naar voetnoot102
t'Zamenhaelt, en kan verzinnen,
Om de Beurs vol gouts te winnen.
J.V. VONDEL.
|
|