De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 556]
| |
Eeuwgety van Franciscus Xaverius,
| |
[pagina 557]
| |
25[regelnummer]
Zoo zagh XAVEER, uit Sanciaen, de kustenGa naar voetnoot25
Van 't maghtigh Chine, en 't rijck, dat voor hem lag.
Wat was 't een blijde dagh
Voor onzen Helt, wiens yver noit kon rusten:
Maar Christus riep hem t'huis
30[regelnummer]
Met zijn gesleten kruis:Ga naar voetnoot30
Dien arbeit had d'Almaghtige in 't verholenGa naar voetnoot31
Aen Riccius bevolen.Ga naar voetnoot32
De tweede zuil van JESUS hooftgebouwenGa naar voetnoot33
Had, lang genoegh en onverwrickt en vast,
35[regelnummer]
Gedragen dezen last,
En op de wacht, met onvermoeit betrouwen,
De hitte en kou verduurt;
Ter werelt uit gestuurt,
Getroost in 't end Gods aenschijn eens t'aenschouwen.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Wien zou dien strijt berouwen!
Weet iemant, na Sint Thomas, ons te toonenGa naar voetnoot41
Een kercktrompet, die wyder wert gehoort,Ga naar voetnoot42
Daar 't licht ter zonnepoort'Ga naar voetnoot43
Komt uitgereên, en al het Oosten kroonen;
45[regelnummer]
Hy noemze by haer' naem,
Verdoof FRANCISCUS faem,
Die eene ronde, als dry paer wereltklooten,
Bereist heeft onverdroten:Ga naar voetnoot47-48
Geensins om schat, noch goude en zilvre mijnen,
50[regelnummer]
Noch heerschappy en Alexanders staf,Ga naar voetnoot50
Al roock, al wint, en kaf:
Maer om door 't licht van Rome te beschijnen
Den nacht van 't Heidendom,
En duidelijck alom
55[regelnummer]
Ontelbre woeste en wilde en stomme volcken
Godts boeckstaef te vertolcken.Ga naar voetnoot56
Dees yver dreef hem door woestijn, en baren,
| |
[pagina 558]
| |
En schipbreuck, heene in vast en driftigh lant.Ga naar voetnoot58
Geen menscheneters tant,
60[regelnummer]
Vergift noch schicht noch lagen van Barbaren,Ga naar voetnoot60
Vernielden den Gezant,
Die met zijn eige hant
In 't kruisbadt wascht elf hondertduizent zielen,Ga naar voetnoot63
Die voor het Kruislam knielen.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Japon voor al den Bouwheer heeft te dancken,Ga naar voetnoot65
Die zegenrijck den afgront leit aen bant,Ga naar voetnoot66
Den rechten wijnstock plant,Ga naar voetnoot67
En zoo veel velts beslaet met eedle rancken,Ga naar voetnoot68
In weynigh jaren tijt,
70[regelnummer]
Begrimt van helschen nijt.Ga naar voetnoot70
Hoe woelt het daer, in 't leggen van Godts drempels!Ga naar voetnoot71
Wat wijdt zijn handt al tempels!
Al trapt de hel daer kerck by kerck tot mortel,Ga naar voetnoot73
En gruis en puin, en schuimbeckt jaren lang,
75[regelnummer]
Tot waerheits ondergang,
Ja schijnt den boom van 't Kruis met tack en wortel
Te rucken uit den gront,
Daer die in 't bloejen stont;
De hemel weet zijn uren en zijn tijden,
80[regelnummer]
En eb en vloet van 't lijden.Ga naar voetnoot80
Wat noot is 't of het bloet en tranen regent,
By vlagen niet, maer jaren achter een,
En smilt een hart van steen:Ga naar voetnoot83
Noit eilant was met martelbloet gezegent,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Geheilight als Japon;
Daer schijnt de martelzonGa naar voetnoot86
Ons starren doof, en alle martelschriften,Ga naar voetnoot87
En gloejendige driften.Ga naar voetnoot88
Ay, Goa, slaep, ay slaep, gerust en veiligh,Ga naar voetnoot89
| |
[pagina 559]
| |
90[regelnummer]
Op dit geluck, dat u te lote viel,Ga naar voetnoot90
Na'et scheiden van de ziel,
Het heiligh lijk van zulck een' grooten Heiligh
t'Omhelzen in uw' schoot;
Een toevlught in der noot;
95[regelnummer]
Naerdien 't gebeent van een' Profeet oock 't levenGa naar voetnoot95
Den dooden heeft gegeven.
FRANCISCUS, nu in 't licht van zijn herboorte,Ga naar voetnoot97
Den afgodt eer door wonderdaên verwon,Ga naar voetnoot98
En dooden wecken kon;
100[regelnummer]
Dewijl hy droegh den sleutel van de poorte
Der onverzoenbre Doot.Ga naar voetnoot100-101
Hoe zou hy in der noot
Vergeten u, die nu met heele scharen
Hem lof zingt voor d'altaren.
105[regelnummer]
Die Navarrois, een eer van Pampelone,Ga naar voetnoot105
Zijn Adelijk en overout geslaght
En Hof en Staet veracht,
Om d'arme Kribbe en armoe van Godts Zone,
Versmilt zijn' wil in Godt,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Zijn hoogste en eenigh lot:
Waer 's hemels wil hem roepen wil en leiden,
Zijn wil is onverscheiden.Ga naar voetnoot112
Maer van wat kant zal ick dees zucht ontginnen,Ga naar voetnoot113
Die nacht en dagh, langs 't ongebaent en steil,
115[regelnummer]
De Mooren brengt tot heil,
En onverzaet hun zielen zoeckt te winnen:
Dat is zijn hartejaght,Ga naar voetnoot117
Hier spant hy al zijn kracht
En netten uit, en slaeckt zijn hazewinden,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Uit lust tot zulke hinden.Ga naar voetnoot120
De Grieck magh Circe en toverdranck verzieren:Ga naar voetnoot121
| |
[pagina 560]
| |
Hier spreeckt een tong, die wolf en beer en zwijn
Verandert, niet in schijn,Ga naar voetnoot123
Maer reden schept in redenlooze dieren.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Hier hoort men Orfeus stem.
De bosschen volgen hem.Ga naar voetnoot125-26
Amfions lier herbouwt hier veste aen veste,Ga naar voetnoot127
In 't Indiaensch geweste.
Mijn keel wort heesch: mijn zang bezwijkt in 't midden,
130[regelnummer]
En ziet geen eint van hongersnoot en dorst,Ga naar voetnoot130
En last, op reis getorst;
Van hairekleet, en koorde, en endloos bidden,
En waecken, tart natuur,Ga naar voetnoot133
En 't zuigen van quetzuurGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
En ettrigh bloet der smettelijcke krancken.
Hy rieckt de roos uit stancken.Ga naar voetnoot136
Ghy worstelaer en kampioen, die hedenGa naar voetnoot137
Het harrenas hebt afgeleit om hoogh,
En uit den rijcken boogh
140[regelnummer]
Van Godts gewelf uw kinders hier beneden
Met smarte worstlen ziet,
Versma hun bede niet.
Behaeght u dat uw voorbeelde ons bevrijde,
Zoo kroon uw Eeuwgetijde.Ga naar voetnoot144
J.v. Vondel.
|
|