De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe hoogtyt van Marten Looten en Christine Rutgers.aant.Ga naar voetnoot*Wech nu met begraefnisçedel:Ga naar voetnootvs. 1
Wech met rouwkleet, lijk en baer.
Stel de blyde bruiloftsvedel.Ga naar voetnoot3
Stryk den boog op uwe snaer.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Trouw de snaren aen de rymen.Ga naar voetnoot5
| |
[pagina 553]
| |
Volg met spel en zang den trant
Van den jeugdelijken HymenGa naar voetnoot6-7
Naer de groene ledekant.
Al het lant begon te mindrenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
In getal van burgery.
d' Ouders smolten en hun kindren,Ga naar voetnoot11
Langs den Aemstel en ons Y.
Niemant docht om Bruiloftstoortsen.
Geene jeugt had vryens lust;
15[regelnummer]
Want de brant der heete koortzen
Al haer minnekoortzen bluscht.
Onder 't nypen van die maerenGa naar voetnoot17
Sprak ons Vryer in zijn' zin:Ga naar voetnoot18
Zal men dus ten grave varen,
20[regelnummer]
Zonder afkomst, zonder min?Ga naar voetnoot20
Zal de bloem van onze dagen
Dus verstikken zonder geur?
Durf men 't hylixlot niet wagen?Ga naar voetnoot23
Heeft de jeugt geen minnekeur?Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Noch om leven, noch om sterven
Wil ik schuwen d'oude wet,Ga naar voetnoot26
Die de huizen helpt aen erven,Ga naar voetnoot27
En haer' zegen geeft aen 't bed;
Aen den boomgaert, daer de LOOTEN,
30[regelnummer]
Den geslachtboom houden staen,Ga naar voetnoot30
Die door enten planten pooten
Nimmer zal noch kan vergaen.
Zonder lang te zitten wachten,
Of te zuffen zonder troost,
35[regelnummer]
Schiet CHRISTYN in zyn gedachten,
d'Outste van haar Ouders kroost,
Rijp van zinnen, rijp van reden,Ga naar voetnoot37
Wakker rustig in den aert,Ga naar voetnoot38
Afgerecht op deugt en zeden,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Als een puikbloem, minnens waert.
In der yl daer heen gevlogen,
| |
[pagina 554]
| |
Zet het flonkerdiamant
En de schoonheit van haer oogen
Voort zyn hart in lichten brant.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Wat al vlammen, wat al smarten
Pynigen den trouwen helt,
Die het minnevier durf tarten,
En zich waegt in 't vlakke velt.
Want hier worstelen gepeinzen
50[regelnummer]
Hoop en wanhoop tegens een,Ga naar voetnoot50
Openhartigheit en veinzen,
Koelten en gedienstigheên,
Lust en onlust, naer de vlagen
En de buien van weêrzy.
55[regelnummer]
Och, wat leert de min verdragen,
Daerze wacht op haer gety!Ga naar voetnoot56
Zoo het door verloop van tyen
Eens de maegden valt te beurt,
Datze uit noot de jongmans vryen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Die haer wreetheit heeft gesleurt
Door den hagel, wint, en regen,
Heele nachten lang, zoo spa;
Zal de wraek het leet opwegen,Ga naar voetnoot63
Wacht u voor hun ongena.
65[regelnummer]
Doch het is nu tijt te duiken.Ga naar voetnoot65
Vlaggevoeren is te vroeg.Ga naar voetnoot66
Laet u, als een' slaef, gebruiken,
Achter dezen gouden ploeg.
d'Akker zal het zweet vergelden:
70[regelnummer]
Ploeg en arbey met gedult.Ga naar voetnoot70
Denk hoe d'air de korenvelden
In den zomertijt vergult.
En CHRISTYN is steen noch marmer.
Neen, haer hart, van maegdewas,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
By u vier allengskens warmer,
Wil haar Minnaer niet in asch,
Na dien arbeit zien begraven.
Neen, haer koelte voelt een vlam.
| |
[pagina 555]
| |
Deernis krijgtze met u slaven,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Dat tot noch geen einde nam.
Hy verwerft hier op zijn bede,
En het Jawoort datze traeg
Met haer versche lippen knede,Ga naar voetnoot83
Op zijn drift en vraeg op vraeg:Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
En de hantvest van het zoenenGa naar voetnoot85
Wort verworven. Bruidegom,
Klaeg om geen geslete schoenen:
Want de nachten komen om.Ga naar voetnoot88
Hoortze nu hun keelen paren
90[regelnummer]
Met een minnelijk muzijk.Ga naar voetnoot90
Op zijn galm en luitesnaren
Vaert de Bruit in 't minnerijk.
Onder zang en galm te wekken
Groeit de nieuwe vrientschap aen.
95[regelnummer]
Ziet die tortels trekkebekken.
Kan dees vrientschap wel vergaen!
Bruigom LOOTEN, met CHRISTYNE,
Uwe Bruit, zoo trouw gepaert,
Dat Godts zegen u beschyne.
100[regelnummer]
Sla uw oogen hemelwaert:
Die u t'zamen wist te voegen
Schenke u beide, in dezen staet,
Eenen rijkdom van genoegen,Ga naar voetnoot103
Dat al 't gout te boven gaet.
MDCLIII.
|
|