De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 522]
| |
Op den Getrouvven Herder van Henrick Bloemaert,aant.Ga naar voetnoot*Doorluchtigh Schilder en Poéet.Mach men hem niet Bloemaert noemen,
Die twee kunsten, als twee BloemenGa naar voetnootvs. 2
Minnelick te saemen paert,Ga naar voetnoot3
En uyt beyde honigh gaert,
5[regelnummer]
Die de Bijen komen stelen,
Waer dees vloeyt uyt zijn penseelen
En zijn Penne? o leckerny!
Puyck van Schilder-poëzy!
Riep ick daetlick, toen zijn dichtenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Mijn gemoedt aen hem verplichten,
Die met zijn Latijnsche tongGa naar voetnoot11
Liefelick als Naso zong.Ga naar voetnoot12
Nu verlang ick dat mijn ooren
Den Getrouwen Herder hooren,
15[regelnummer]
Die gewilligh sterven wil
Voor de zuyvere Amaril.Ga naar voetnoot16
Jonckheyt, laet Tuskanen vaeren:Ga naar voetnoot17
Bloemaert leert in luttel blaeren
U in duytsch het Herders-spel,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Wet uw breyn en luyster snel
Hoe hy d'eene spraeck in d'ander
Kan vergieten, zoet en schrander,Ga naar voetnoot22
Dat de koelste sich vergeetGa naar voetnoot23
Aen Guaryn in 't Neerlantsch kleet.
I.V. Vondel.
|
|