De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

Op den Heer Cornelis Bicker,
Heer van Swieten, Regeerende Burgemeester t' Amsterdam.aant.^*

Zoo draeght het kussen weêr der Stede en Burgren Hoeder,

Van SWIETEN, die een lot wou deelen met zyn' Broeder.^{vs. 2}

Wat had Oranje op hem? of was het om met glimp³

Zijn heirkracht van de Stadt te voeren zonder schimp?⁴

Men eischt hem uit zyn' staet. wat stuck heeft hy bedreven?⁵
Hier staet het Oproer stom, en kan geen reden geven.⁶

Dat zwijgen is een schilt, daer 't lasterschut op stuit.⁷

Zoo beelt Onnozelheit dien Helt naer 't leven uit.⁸

* Van 1650. Afgedrukt volgens de tekst van bovenstaande plano-uitgave.
Cornelis Bicker, Heer van Swieten (vs. 2), 1593-1654, burgemeester van Amsterdam van 1646-50 en 1654. (Vgl. de bovenstaande aantekening). - Als enig aanwezig burgemeester had hij 30 Julie Amsterdam in staat van tegenweer gebracht en aan de troepen van Willem Frederik de toegang belet. Het gedicht is ontstaan nadat hij, op 22 Nov. 1650, in zijn burgemeestersambt hersteld was.

vs. 2 een: één zelfde.

3 op hem: tegen hem; met glimp: met de schijn dat hij zijn zin gekregen had.

4 schimp: schande.

5 staet: ambt, waardigheid; stuck: misdrijf.

6 het Oproer: de staatsgreep van Willem II, tegen het wettig stadsbestuur.

7 't lasterschut: de pijlen van de laster.

8 Onnozelheit: Onschuld, allegories gedacht. De bedoeling van deze regel is wellicht: Hij is het beeld van de Integriteit, van de Deugd zelve.