De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 477]
| |
Op d'Ilias van de Medicis.
| |
[pagina 478]
| |
Een Kosmos, noit genoegh geprezen,
20[regelnummer]
En als een puickbloem uitgelezenGa naar voetnoot20
Ter heerschappye, zalme meer
Dan een verzierde Eneas strecken,Ga naar voetnoot22
Om een' Askaen uit hem te wecken,Ga naar voetnoot23
Den nazaet van zijn vaders eer.
25[regelnummer]
Hoe solt dit huis door zijn fortuinen!Ga naar voetnoot25
Hoe worden hier de hooge duinen
Des staets besprongen van een zeeGa naar voetnoot27
Vol ongelucken en ellenden!
Waer zal een jongste lijfstrijt endenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
En zalven al dit hartewee?
Hoe kan een schalcke Circe, een BianckeGa naar voetnoot31
Betovren Kosmos brave rancke!Ga naar voetnoot32
Bezie hoe Klytemnestre loert.Ga naar voetnoot33
Medea moet men 't nu vergeven.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Hier brengt de disch den Vorst om 't leven:
Hier schuilt een dootshooft in een toert.Ga naar voetnoot36
Mistrouw vry heiligh en onheiligh:
Geen kerck is zelf voor Laurens veiligh:Ga naar voetnoot38
Hy vint geen' toevlught aen 't altaer;
40[regelnummer]
Sicheus most by duister snevenGa naar voetnoot40
Aen eenen dolck door 't hart gedreven,
Doch Iuliaen in 't openbaer.
Dan schijnt de heerschappy herschapen:
Dan breeckt men 't Mediceesche wapen:Ga naar voetnoot43-44Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Dan drijft men uit: dan haelt men in.
Wat vallen hier al ballingschappen!Ga naar voetnoot46
| |
[pagina 479]
| |
Men klimt of tuimelt van de trappen.
Een ieder vlamt op zijn gewin.Ga naar voetnoot48
Maer Alexander koelt de minne
50[regelnummer]
Tot zijn bekoorzame afgodinneGa naar voetnoot50
Te deerlijck op een ledekant.Ga naar voetnoot51
Men leit den jongen Kosmos lagen,Ga naar voetnoot49-52Ga naar voetnoot52
En d'outste zwerft door bosch en hagen,
Als haet en nijt te zamen spant.
55[regelnummer]
Hoe woet de felle Razernye,
Daer Jan den moortpriem van Garsye
Zijn' eigen broeder zelf gevoelt;
De straffe hant des vaders echterGa naar voetnoot58
Den zoon verstreckt zoo streng een Rechter,
60[regelnummer]
En in zijn bloet het moordmes koelt!Ga naar voetnoot55-60Ga naar voetnoot60
Geen ongevallen d'afkomst schuwden.Ga naar voetnoot61
Zy treffen mede d'aengehuwden,Ga naar voetnoot62
En levren aen 't uitheemsche rijck
En aengehuwde hoven spelen,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Gevoert op bloedige tooneelen,Ga naar voetnoot65
In rouw gekleet om lijck op lijck.
Hoe trapt Bourbon met ros en ruiterGa naar voetnoot67
En al het Duitsch gewelt van Luiter
De sluierkroon van Rome plat!Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Vaert voort, o uitgelate rotten!
Verdooft den moetwil van de Gotten:Ga naar voetnoot71
Verdelght de nieuwe als d'oude Stadt:
De Tiber moet het toch bezuren,
Dat Klemens binnen uwe murenGa naar voetnoot74
| |
[pagina 480]
| |
75[regelnummer]
Verheft het Mediceesche bloetGa naar voetnoot75
Door 't Sleutelampt tot aen de wolcken;Ga naar voetnoot76
Terwijl een drang van alle volckenGa naar voetnoot77
Dien grooten Herder valt te voet.
Maer kan de volgende eeuw gelooven,
80[regelnummer]
Dat uitgedreven en verschooven,Ga naar voetnoot80
De Moeder der monarchen dwael',Ga naar voetnoot81
En zwerf, te water en te lande,
In armoede, ouderdom, en schande,
En naulix haren adem hael'?Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Wie steent om 't weduwlijcke jammer
Medoogender dan d'Amsterdammer,
Die haer bewelkomt zoo beleeft?Ga naar voetnoot85-87Ga naar voetnoot87
Zy suckelt vast met smarte en pijne,Ga naar voetnoot88
Tot datze moede, t'Agrippijne
90[regelnummer]
In ballingschap, den dootsnick geeft.
Geslachtboom, rijck van jonge telgen,
Sta vast, en laet de Nijt zich belgen,
Dat ghy de kroon der stammen spant:Ga naar voetnoot93
Braveer den blixem, en den donder;Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Ghy wort gehanthaeft tot een wonder:
Sta vast, en hou gedurig stant.Ga naar voetnoot96
J.V. VONDEL.
|
|