De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
(1931)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 472]
| |
Wieroock voor Cornelis en Elizabeth le Blon,aant.Ga naar voetnoot*Toenze door last van hunnen heere vader, den Agent, my de koningklycke keten en medalje van Koningin Christine om den hals hingen.Wat wieroockgeur van danckbaerheit
Vereert myn overtuight geweten,Ga naar voetnootvs. 2
Die met den glans en majesteitGa naar voetnoot3
Der koningklycke en goude keten,
5[regelnummer]
En d'eere van dit schoonste beelt,Ga naar voetnoot5
't Welck aller vorsten harten steelt,
Myn' hals vergulden, daerwe zongen:
Dat vrouw CHRISTINE lange leef,
En hooger dan de wolcken zweef,
10[regelnummer]
Op 't bladt van allerhande tongen?Ga naar voetnoot10
Wat gafme toen dees weldaet stof,
Te wenschen dat uw vaders lof
En gunst ten hove altyt vermeere!
De Rynsche nektar en zyn deughtGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Gaf sporen aen de tafelvreught,
Tot dat de midnacht zelf verschenen,
Uit 's hemels top en hooghsten trans,
Ons scheide, en lichte met zyn' glans
Door alle schemeringen henen.
20[regelnummer]
Ontfang dien geur, gezegent paer.Ga naar voetnoot20
Uw afkomst bloeje jaer op jaer.Ga naar voetnoot21
|
|